Hof van Busleyden
Het Hof van Busleyden is een statig stadspaleis uit de 16de eeuw en een van de belangrijkste erfgoedlocaties van Mechelen. Samen met het paleis van Margaretha van Oostenrijk, het Schepenhuis en andere stadspaleizen vormt het een tastbare herinnering aan het Bourgondische verleden van de stad. Mechelen was toen een centrum van macht, religie en humanisme. Vandaag maakt het gebouw deel uit van de culturele driehoek van Mechelen. Sinds 1938 doet het Hof dienst als stadsmuseum. Het gebouw, dat als monument werd beschermd, ligt in een zone met een hoge concentratie aan historische panden ten noorden van de Grote Markt, en weerspiegelt zo het rijke cultuurhistorische weefsel van de stad.
Het Hof van Busleyden kent een rijke geschiedenis die teruggaat tot de 16de eeuw. Toen het werd gebouwd als stadspaleis van Hiëronymus van Busleyden, een invloedrijke humanist, raadsheer en mecenas aan het hof van de Bourgondische Nederlanden. Het gebouw fungeerde destijds als een ontmoetingsplaats voor vooraanstaande denkers en kunstenaars, waaronder Erasmus en Thomas More. Zo speelde het een belangrijke rol in het intellectuele leven van de Renaissance. Doorheen de eeuwen kende het pand diverse functies. Van adellijke residentie tot liefdadigheidsinstelling en uiteindelijk stadsmuseum vanaf 1938. Ondanks aanpassingen en verbouwingen bleef de laatgotische architectuur met haar kenmerkende bak- en zandsteencombinatie grotendeels behouden. Het stadspaleis wikkelt zich rond drie buitenruimtes, oorspronkelijk volledig afgesloten van en voor het publieke leven.
Het Hof heeft enorme schade opgelopen tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1914 werd Mechelen zwaar gebombardeerd door het Duitse leger. Grote delen van het dak en het interieur werden vernield. Het stadsbestuur was vastbesloten om het gebouw in al haar glorie te herstellen, en er een stadsmuseum in onder te brengen. Hoe we het gebouw vandaag kennen is eigenlijk een reconstructie van een geromantiseerd historisch gebouw.
In 1999 werd een architectuurwedstrijd uitgeschreven voor de uitbreiding, modernisering en restauratie van het stadsmuseum. De complexiteit hieromtrent behelsde, behalve het architecturale, ook het juist omspringen met het technische complex gegeven rond de museale technieken, klasse A. Het winnende ontwerp, van Hans Le Compte in samenwerking met dmvA, wist de jury te overtuigen door het bestaande historisch erfgoed niet aan te passen maar op een onzichtbare manier het museum uit te breiden. De uitvoering van het project startte in 2010 en verloopt gefaseerd tot in 2026.
Deze gefaseerde aanpak liet toe om tijdens de eerste fase de focus te leggen op de stedelijke doorwaadbaarheid en de structurele en technische uitbreiding van het museum, waarbij de nieuwe ondergrondse museumzalen werden gerealiseerd. In een tweede fase werd het hoofdgebouw gerenoveerd en geoptimaliseerd voor hedendaags gebruik, met nieuwe functies zoals een bar, boekenwinkel, terrassen en een circulatieblok dat de toegankelijkheid van het museum versterkt. Tijdens de derde fase werd de volledige museale inrichting uitgevoerd. In de laatste fase werd het Schipken, het hoekgebouw en een oude orgelschool, nog gerenoveerd en toegevoegd aan het museum.
Fase I
Fase I omvatte de her aanleg van de drie tuinen, het creëren van een doorgang tussen de Stadstuin en de Erekoer en de toevoeging van een ondergrondse museumzaal. Tijdens deze fase lag de nadruk op de toegankelijkheid en beleving van de gehele site versterkten, met respect voor het historische karakter van het monument.
De drie buitenruimtes van het renaissancepaleis, de Stadstuin, de Erekoer en de Beeldentuin, werden volledig heraangelegd en opnieuw opengesteld voor het publiek. Waar deze plekken vroeger afgesloten waren, vormen ze nu een toegankelijk en levendig geheel binnen de stad. De tuinen vervullen een meervoudige rol: ze functioneren als museumtuin en schakel op de museumas, als platform voor sculpturen en hedendaagse kunstvormen, maar ook als rustpunt in de stad. Ze bieden ruimte voor ontmoeting, reflectie en kleinschalige evenementen, en verbinden zo het museum met het dagelijks leven van de Mechelaar. Het eigentijdse karakter van de tuinen sluit subtiel aan bij het historische kader van de site: geen letterlijke reconstructie van een renaissancetuin, maar een serene, hedendaagse interpretatie die de humanistische geest van Hiëronymus van Busleyden levend houdt.
Door het openstellen van de buitenruimtes en het doortrekken van de gaanderij werd een vloeiende doorgang gecreëerd tussen de drie tuinen. Zo werd de site doorwaadbaar en opgenomen in de publieke ruimte. De opeenvolging van routes, binnenplaatsen en tuinen verankert het museum sterker in het stedelijke weefsel en versterkt de culturele dynamiek van de omgeving.
Het eigentijdse karakter van de tuinen sluit subtiel aan bij het historische kader van de site: geen letterlijke reconstructie van een renaissancetuin, maar een serene, hedendaagse interpretatie die de humanistische geest van Hiëronymus van Busleyden levend houdt.
De oostelijke vleugel bevat de circulatie naar de ondergrondse expositiezalen. Het gebouw afgebroken werd voor de bouw van de ondergrondse zalen, maar is daarna zoals oorspronkelijk heropgebouwd. Binnen werd het circulatiegegeven op een hedendaagse manier ingevuld door dmvA.
De trap fungeert niet enkel als circulatie-element, maar ook als architecturaal statement dat verwijst naar Mechelens traditie van vakmanschap en ambacht. Voormalig Vlaams Bouwmeester Bob Van Reeth, die een affiniteit met Mechelen bezit, adviseerde dmvA tijdens de ontwerpfase ‘dat de trap een dergelijke grandeur moet uitstralen dat een vader deze circulatie waardig acht om langs deze weg zijn dochter te overhandigen bij het huwelijksritueel’. Na de voltooiing van de trap heeft deze architect, geducht om zijn ongezouten meningen, de ingreep gecomplimenteerd.
De nieuwe museumzalen bevinden zich negen meter onder de buitenruimte en het beiaardmuseum. Een architect hoeft namelijk niet altijd zichtbaar in te grijpen, zeker wanneer deze in aanraking komt met een beschermd gebouw. dmvA besloot daarom de zaal onder de stadstuin te plaatsen om zo de omliggende historische context niet te schaden. Een technisch staaltje van ondergronds bouwen voorziet in een kleine en grote tentoonstellingszaal waarvoor een certificaat museumklasse conditionering A is uitgereikt – uniek in België. De grootste tentoonstellingszaal (30 m vrije overspanning, 6,5 m hoog) kan daarom internationale topstukken ontvangen
De complexiteit van de museale technieken verdwijnen in de architecturale uitwerking binnen de gebouwen door een doos-in-doos-principe. Zo doen ze geen afbreuk aan de kwaliteit en esthetiek van de plek.
Fase II
Fase twee behelst de renovatie van de hoofdgebouwen tot museum met bar, boekenwinkel en terrassen en een circulatieblok in nieuwe balegemsesteen ter vervanging van de 19de-eeuwse conciërgewoning.
De voormalige conciërgewoning, die zich tussen de verschillende vleugels van het Hof van Busleyden bevond, verhinderde een logische circulatie en beperkte de doorwaadbaarheid tussen de drie museumgebouwen. Door deze woning af te breken, ontstond de mogelijkheid om een nieuwe verbinding te creëren die de drie historische vleugels.
Het nieuwe circulatiegebouw is zo ontworpen dat het alle vloerniveaus met elkaar verbindt en waarin ook een technische ruimte is ondergebracht. Het gebouw is opgevat als een rustig, abstract volume in Balegemse natuursteen hetzelfde materiaal als de negblokken en speklagen in het aangrenzende historische gebouw. Ondanks zijn gesloten karakter krijgt het interieur een open en lichte sfeer dankzij het dak, opgebouwd uit een raster van betonnen balken met glazen invulling. Het invallende zenitale licht versterkt het gevoel van verticaliteit en trekt bezoekers als het ware naar boven.
Binnenin bestaat het circulatiegebouw uit betonnen wanden, gecombineerd met een glazen wand aan de zijde van het aanpalende historische gebouw. Het ruwe, bestraalde beton contrasteert met het delicate glas. Omdat het volume volledig uitkraagt, waren er geen kolommen nodig om het te ondersteunen.
Het circulatiegebouw dringt zich niet op, maar neemt het letterlijk en figuurlijk afstand van het omliggende historische gebouw. Het vormt een ingetogen schakel tussen oud en nieuw. Ook de aangrenzende beeldentuin sluit hierop aan: het ene deel vormt een visuele verlenging van het nieuwe gebouw, terwijl het andere deel als groene ruimte het historische paleis omarmt en versterkt.
Fase III
Fase 3 gebeurde in nauwe samewerking met de dienst musea van de stad Mechelen en de aannemer. Het werd gerealiseerd met bijzondere hedendaagse opvatting rond het gegeven van humanisme.
Binnen de historische context van het stadspaleis, dat ooit diende als ontmoetingsplaats voor humanisten zoals Erasmus en Thomas More, kreeg de scenografie van de vaste tentoonstelling haar vorm. Vertrekkend vanuit de bestaande architectuur werd elke kamer benaderd als een ruimte met een eigen verhaal en karakter. De inrichting staat volledig in dienst van de tentoongestelde objecten, terwijl waar mogelijk interactie met de bezoeker wordt aangemoedigd. De rode draad doorheen het museum wordt gevormd door kamers die het “nu” verbeelden en afwisselen met de collectiekamers.
Het museumparcours mondt uit in de zolderruimte, waar het topstukken van het erfgoed, de “Hofkes”, wordt tentoongesteld. Hiervoor werden speciaal ontworpen vitrines ontwikkeld die alle trillingen en omgevingsinvloeden uitschakelen om dit fragiele erfgoed optimaal te bewaren.
Naast de vaste scenografie in het paleis bevindt zich in de nieuwe ondergrondse museumzaal ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen, waardoor het Hof van Busleyden flexibel kan inspelen op actuele thema’s en nieuwe samenwerkingen. Zo wordt het museum een plek waar verleden, heden en toekomst elkaar ontmoeten.
Zolderruimte waar de “Hofkes” hangen
Fase IV
De laatste fase van het Hof van Busleyden richt zich op de renovatie van Het Schipken, de voormalige beiaardschool ten zuiden van de site, en de integratie ervan binnen het museumcomplex. De oude woning en latere toevoegingen maakten het gebouw tot een samengestelde structuur. Met historische elementen die teruggaan tot voor 1745. Door de diverse bouwfasen en latere aanpassingen ontstond een mix van originele indelingen, kelderruimtes en opkamers, die het mogelijk maakt de functies op een slimme en respectvolle manier te koppelen aan het museum.
Bij de renovatie werd historisch respectvol omgegaan met de bestaande bouwlagen en stijlkenmerken. De rococo-elementen van de hoekwoning werden in een hedendaagse interpretatie behouden en versterkt.
Een belangrijke doelstelling van deze fase was de koppeling met het Hof van Busleyden. Reeds in fase 1 werd een interne verbinding voorbereid via de nieuwe traphal, waardoor Het Schipken op een logische manier in het museumparcours kan worden geïntegreerd. Interieurelementen die in Het Schipken worden toegepast, zoals kubistische banken, tafels en zitmeubels, komen ook terug in de inrichting van fase 2. Dit zorgt voor een consistente sfeer doorheen het hele museum.
Het Schipken wordt functioneel opgewaardeerd als ontmoetings- en participatieruimte, met digitale voorzieningen en beeldschermen die interactie en wereldwijde communicatie mogelijk maken, zonder dat de fysieke ruimte groot hoeft te zijn. Ook een kleinschalige barista-koffiehoek wordt voorzien, afgestemd op de openingstijden van het museum en gekoppeld aan een informatiepunt over de geschiedenis van het gebouw, Hiëronymus van Busleyden, het humanisme en de Beiaardschool.
Door deze aanpak ontstaat een multifunctionele, hedendaagse ruimte die het erfgoed van Het Schipken beleefbaar maakt en tegelijkertijd een gezellige, uitnodigende ontmoetingsplek biedt voor zowel museumbezoekers als Mechelaars.
Specifics
Opdrachtgever: Stad Mechelen
Locatie: Mechelen
Realisatie: 1999 – 2026
Ontwerpteam: dmvA i.s.m. hlc.r architecten: David Driesen, Tom Verschueren, Hans Le Compte, Valerie Lonnoy, Jolien De Baets, Gert-Jan Schulte, Lukas Versteele, Ruben Van den hove, Evelien Deprins, Jan De Vocht
Ingenieur Stabiliteit: Studiebureel BAS bvba
Ingenieur Technieken: Studiebureau IRS- Deprez bvba
Landschapontwerper: Ars Horti
Fotografie: Bart Gosselin (phase 1), Frederik Vercruysse (underground museum hall), Sergio Pirrone (phase 2), Sophie Nuytten
Schaal: Fase 1: 1450 m²(uitbreiding), Fase 2: 3000 m²












