Sociale woningen Hertogensite
Sociale woningen Hertogensite
Het project kadert in de ontwikkeling van de Hertogensite tussen de Brusselsestraat, Kapucijnenvoer en Minderbroedersstraat in Leuven. Net buiten de oude stadsomwalling, aan de rand van het historische centrum van Leuven, wordt een voormalige ziekenhuis- en universitaire site omgevormd tot een nieuw stadskwartier. Waar de omvangrijke site vroeger een gesloten bouwblok vormde dat was afgesloten voor het publiek, wordt nu ingezet op het versterken van het fijnmazig stedelijk weefsel.
Een overwelfde Dijle-arm die de site centraal van noord naar zuid doorkruist wordt opengelegd en opgewaardeerd door middel van een aangrenzende as voor zacht verkeer en een parkomgeving. Het aanwezig erfgoed op de site wordt gevalideerd en aangevuld met nieuwe bebouwing, waarbij oost-westverbindingen in de vorm van stegen, woonerven en pleinen de site connecteren met de historische stadskern.
Het beschermde Pathologisch Instituut aan de Minderbroedersstraat krijgt een herbestemming als universiteitsmuseum en vormt het ankerpunt voor de ontwikkeling van een bouwblok rond een collectief hof, de wooncluster Pathologie. dmvA+ ontwikkelt hierbinnen enerzijds een gebouw met 20 sociale woningen, gerealiseerd volgens de CBO-procedure, en aansluitend vijf private stadswoningen.
Het straatbeeld in de Minderbroedersstraat is vandaag relatief gesloten. Het nieuwbouwvolume met sociale woningen moet inzetten op meer leefbaarheid van de straat met respect voor de eigenheid van het stadsgezicht en het aangrenzend bouwkundig patrimonium. Met name de aansluiting met het beschermd monument Pathologie aan de rechterzijde en het waardevolle burgerhuis aan de linkerzijde verdient de nodige aandacht.
Door zijn ligging vervolledigt het gebouw met sociale woningen het gevelbeeld van beschermd stadsgezicht Minderbroedersstraat en vormt het ook ineens één van de hoekstenen van een nieuw bouwblok. Als een L-vormige figuur vervolgt het met zijn lange been de Minderbroedersstraat, maar het korte been plooit zich om zodat een noord-zuid doorsteek wordt gemaakt naar het binnengebied van het grotere omvattende bouwblok van de Hertogensite.
De aansluiting op het Pathologisch instituut bepaalt de dwarssnede en bijgevolg het gevelbeeld van het gebouw. De aansluiting op het burgerhuis wordt bepaald door de realisatie van tussenliggende steeg de Hertogensite die leidt naar het dieper gelegen woonerf. Deze smalle steeg krijgt een hoekaccent in het nieuwe gebouw door langs de steeg het volume af te schuinen tot de noklijn.
Zo krijgt ook het waardevolle burgerhuis aan de andere zijde van de steeg een prominentere plaats in het straatbeeld waarbij de oorspronkelijke vrijstaande gevel in ere wordt hersteld. Er ontstaat door het hoekaccent een micro buurtpleintje dat de Minderbroedersstraat meer openheid geeft en leefbaarder maakt.
Naast de erfgoedcontext en stedenbouwkundige randvoorwaarden is ook de oriëntatie doorslaggevend voor de verdere inplanting en typologische invulling van het nieuwe woonproject. De straatgevel aan de Minderbroedersstraat heeft een zuidoriëntatie waardoor buitenruimtes voornamelijk aan de straatzijde zullen gelegen zijn. Deze krijgen vorm als inpandige terrassen of loggia’s. Deze geven meer diepte aan de gevel wat de beleefbaarheid van de straat ten goede komt. Voor de gelijkvloerse verdieping van de wooneenheden wordt de vloer ca. 30cm hoger dan het maaiveld uitgevoerd zoals in de typische stadswoning waardoor een gesloten borstwering aan het terras ook een privacy-buffer vormt op ooghoogte van de voorbijganger. Door de loggia’s voor de duplexwoningen dubbelhoog te maken krijgen de woningen een betere bezonning en lichtinval in het eerder smalle straatprofiel van de Minderbroedersstraat.
Een doorsteek aan de steeg vormt de toegang tot het woonproject: het collectief woongebouw krijgt zo één adres aan de steeg, die wordt verlengd met een binnenstraat in het collectieve hof. Grenzend aan de inkomzone wordt strategisch de lift- & trapkoker ingetekend, maar ook andere gemeenschappelijke functies zoals postbussen, fiets-bergingen en tellerlokalen. De stalen poort met spijlen houdt het doorzicht naar het binnenhof vanop de steeg open, maar regelt de afsluitbaarheid van het collectieve binnenhof tov het openbaar domein.
Deze ontwerpopties zijn een cruciaal antwoord op de oriëntatie en stedenbouwkundige randvoorwaarden en hebben een doorslaggevend effect op de verdere typologische inkleuring van het project. De keuze voor dubbelhoge loggia’s in de voorgevel ten gevolge van de oriëntatie leidt tot het uitwerken van een typologie van duplex-woningen op het gelijkvloers en eerste verdiepingen. Deze worden opgevat als doorzonwoningen voor een gezin met kinderen. De inkomdeuren bevinden zich niet aan straatzijde maar op een binnenstraat aan het collectieve binnengebied, waar ze meer aansluiten bij het karakter van groepswoningbouw en zorgen voor meer leven aan het binnenhof.
Om het gevelbeeld in de Minderbroedersstraat homogeen te vervolledigen wordt op de verdiepingen een ritme geprojecteerd van alternerende gevelopeningen, met dezelfde schaal als de gelijkvloerse loggia’s. De dubbelhoge gevelopeningen op de verdiepingen worden gevormd door een stapeling van telkens 2 terrassen boven elkaar. De wooneenheden waarop deze terrassen aansluiten vormen een tweede basistype van éénslaapkamerappartementen. Deze appartementen op de tweede en derde verdieping zijn bereikbaar vanaf een galerij aan noordzijde. Deze galerijen lopen parallel met de gelijkvloerse binnenstraat en worden en interessante ontmoetingsplek tussen buren.
Binnen de stedenbouwkundige verplichting om te werken met hellend dak wordt een systeem van dakkapellen toegepast dat het mogelijk maakt leefruimten met terrassen te voorzien op de dakverdieping. Dit leidt tot specifieke woontypologieën met 3 slaapkamers die profiteren van een doorzon leefruimte van terras tot buitengalerij. De dakzone naast de liftkoker heeft een centrale ligging die zich ertoe leent om het stooklokaal en kuisberging in onder te brengen.
Als antwoord op de bijzondere erfgoedcontext wil het gebouw zich in het beschermd stadsgezicht assimileren zonder de stijlkenmerken van de monumenten te kopiëren. Gevelmetselwerk is als materiaal een logische verderzetting van het hoofdmateriaal in het beschermd stadsgezicht. Deze leveren meteen ook het bewijs dat de duurzaamheid in de tijd ervan gegarandeerd is. Er wordt een tactiel en zinderend oppervlak gecreëerd door spel van reliëf en metselwerkverbanden. Een ‘vlakke’ architectuur wordt vermeden door raffinement en verfijning in detail. Horizontale geledingen benadrukken de gelaagdheid en verwijzen naar speklagen en gevellijsten eigen aan de erfgoedcontext: strekkenlagen, kroonlijsten, dorpels en lintelen in architectonisch beton zijn het gevelmateriaal in tweede orde.
Grote gevelopeningen verlevendigen het gesloten straatbeeld voor de voorbijganger en zorgen voor een cadans in de straat als antwoord op de grote raamopeningen in het strakke en zakelijke gevelbeeld van het gebouw van Pathologie. De uitsnijdingen werken op maat van het gehele gebouw inspelend op de grootschaligheid van de gebouwen in de Minderbroedersstraat. Een warm monochroom kleurenpallet van grijswaarden creëert een oplichtend effect in het smalste en donkerste stuk van de Minderbroedersstraat.
Specifics
Opdrachtgever: Revisterra, Dijledal
Locatie: Leuven
Realisatie: 2018 – 2024
Ontwerpteam: Bruno Van Langenhove – Atelier BLAU, David Driesen, Tom Verschueren, Eva Vanderborcht, Ine papen, Nina Dalla, Dries Delagaye
Ingenieur Stabiliteit: Establis
Ingenieur Technieken: Creteq
Fotografie: Dennis De Smet
Schaal: 20 sociale woningen, 5 private stadswoningen
Residentie Waterkant
Residentie Waterkant
Residentie Waterkant ligt aan de Tichelrij, nabij de Dijle in Mechelen. De buurt heeft een rijke geschiedenis, mede door de ligging aan de rivier. De naam ‘Tichels’ verwijst naar een oude benaming voor baksteen, en lag vermoedelijk aan de basis van de productie van tichels (geplaveide pannen) die via het water getransporteerd konden worden. Er stonden in de tijd dat Mechelen het epicentrum van Europa was rijkelijke woningen, maar deze zijn weggeveegd in de Tweede Wereldoorlog door een foutief Engels bombardement. Tijdens de jaren ’50 werd de site gevuld door een appartementsgebouw en een werkplaats voor bouwbedrijf Geys.
Het perceel is gelegen in een groot en langgerekt bouwblok waarbij het bouwkavel zodanig diep is dat het aan twee straten grenst: de Thaborstraat en de Tichelrij. De kavel stond voordien volledig vol met parkeerplaatsen en garageboxen. De gebouwen aan de straatzijde hadden geen historische waarde. Typerend voor het perceel zijn de hoge scheimuren, die te verklaren zijn door het verleden van de site. Vermoedelijk bevonden zich hier vroeger de werkplaatsen van een bouwbedrijf. Daarnaast grenst het perceel aan een school, wat een belangrijke rol speelde in de latere ontwikkeling van het project.
Gezien de prachtige ligging aan de Dijle was de vraag van de ontwikkelaar om appartementen te creëren die een connectie hebben met het nabijgelegen water. Daarnaast vroeg Stad Mechelen om de parkeercapaciteit te behouden voor zowel de toekomstige bewoners als de buurt. Daarom voorzag dmvA twee verdiepingen ondergronds, zodat er voldoende parkeerplaatsen behouden bleven en tegelijk ruimte vrijkwam om bovengronds een kwalitatief woonproject te realiseren.
Bovendien werd dit project een voorbeeld van duurzame ontwikkeling dankzij een bijzondere samenwerking met de naastgelegen school. De perceelgrens werd hertekend: de school kreeg er een stuk extra speelplaats bij boven de ondergrondse parking, terwijl zij aan de zijde van de Thaborstraat een deel perceel afstond. Hierdoor kreeg het project extra gevelbreedte in het straatbeeld. Deze wisselwerking toont hoe een langetermijnvisie en samenwerking tussen verschillende partijen kunnen leiden tot een duurzame en evenwichtige stadsontwikkeling.
Het perceel, dat voorheen vol was gebouwd, wordt vrijgemaakt. Het binnengebied wordt begrensd door hoge tuinmuren van de oude werkplaatsen, die de beleving van het binnengebied sterk bepalen.
Door volumes aan de straatzijde te plaatsen worden de randen van het bouwblok weer hersteld. De diepte van het perceel laat toe om ook het binnengebied te activeren en een nieuw volume toe te voegen. Dit betekent een bijkomende uitdaging: de nieuwe volumes moeten zich verhouden tot deze bestaande scheimuren en er tegelijk kwalitatieve woon- en buitenruimtes rond organiseren.
Door slim in te spelen op deze randvoorwaarden kon dmvA het binnengebied transformeren tot een aangename leefomgeving op mensenmaat. Door het voorzien van nieuwe zichtassen en stegen wordt de site bovendien niet langer afgesloten, maar open en verbonden, zowel voor bewoners als voor de buurt.
Residentie Waterkant bestaat uit drie bouwvolumes met 35 woonunits en een ondergrondse parking. In plaats van één grote blok te ontwerpen, werd gestreefd naar luchtigheid in het project. Zo kregen de gebouwen verschillende hoogtes en werd het binnengebied opengewerkt. Door de volumes te laten inspelen op de scheimuren ontstaan interessante buitenruimtes. Bovendien zorgen insijdingen en uitkragingen voor een sterke plasticiteit in de volumes, waardoor de schaal wordt verkleind en het geheel beter aansluit bij de menselijke maat. De gebouwen worden gelinkt met twee waterpatio’s die in combinatie met de nabijgelegen Dijle het concept ‘wonen bij & rond het water’ verwezenlijken.
Een van de twee waterpatio’s in de binnengebieden
De site is doorwaadbaar door het toevoegen van stegen die enerzijds zorgen voor circulatie en anderzijds zichtassen creëren vanuit de straat naar binnen en omgekeerd. Op die manier kunnen niet alleen de bewoners, maar ook de mensen uit de stad hier vlot doorsteken, waardoor het project verweven raakt met zijn stedelijke context. De gevels zijn opgebouwd in baksteen, een bewuste verwijzing naar de historische betekenis van de plek, gecombineerd met een fijnmazige witte aluminiumstructuur als dubbele huid. Deze filtert het licht, biedt zonbescherming en werkt samen met de waterpatio’s als klimaatregelaar tegen oververhitting.
Zichtassen naar de straat vanuit het binnengebied
De residentie voorziet een variatie aan wonen met appartementen van verschillende oppervlaktes, waardoor het voor iedereen fijn wonen is bij het water op wandelafstand van het stadscentrum.
Residentie Waterkant is een sterk voorbeeld van duurzame stadsontwikkeling. Het project zet in op stedelijke verdichting door op een compacte en efficiënte manier kwalitatieve woonruimte te creëren in het hart van Mechelen. Dankzij de nauwe samenwerking tussen de stad, de school en de ontwikkelaar ontstond een geïntegreerde oplossing die verder kijkt dan het eigen perceel. De waterpatio’s, in combinatie met duurzame technieken zoals een warmtepomp en doordachte zonwering, dragen bij aan een comfortabel en energie-efficiënt binnenklimaat. Daarnaast bevorderen de stegen de doorwaadbaarheid en sociale duurzaamheid van de site door ontmoetingen en interacties mogelijk te maken.
Tichelrij in Mechelen, die grenst aan de Dijle
Specifics
Opdrachtgever: Aannemingen Janssen
Locatie: Mechelen
Realisatie: 2016 – 2022
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Kristof Van Parijs, Ruben Van den Hove
Ingenieur Stabiliteit: Concreet
Fotografie: Sergio Pirrone
Schaal: 35 woonunits
Ecole 13
Ecole 13
Het project bevindt zich in Sint-Jans-Molenbeek, een levendige Brusselse gemeente met een uitgesproken multicultureel karakter. Te midden van deze context staat de bestaande school, Ecole 13, een schoolvoorbeeld van een eind 19de-eeuws gebouw met een karakteristieke binnenstraat. De Franstalige basisschool heeft een prominente plaats in het straatbeeld door de ligging tegenover de brede Daringlaan, die uitkomt op het voetbalstadium. Deze zichtas verstrekt de aanwezigheid van de school in de buurt. Het perceel van de school verbindt twee straten met elkaar en is gelegen in een atypisch bouwblok.
Aan de straatzijde bevond zich de binnenstraat van het oud gemeentegebouw dat in gebruik was als opslaggebouw. De speelplaats, gelegen te midden van het bouwblok, wordt geïsoleerd ten opzichte van de straat door de aanwezigheid van het oude gemeentegebouw. Na een technische en functionele analyse blijkt dat het bestaande gemeentegebouw niet meer voldeed aan de huidige eisen van comfort en werd daarom volledig worden gesloopt in het kader van de schooluitbreiding.
De bestaande school, die uitbreiding nodig heeft, heeft een langgerekt volume, dwars op de straat georiënteerd en ontsloten door een binnenstraat, die eveneens toegang geeft tot de achtergelegen sporthal. De bereikbaarheid van deze sporthal vormt een belangrijk aandachtspunt bij de opdracht, samen met de algemene organisatie en circulatie op de site. De speelplaats van de bestaande school, ten opzichte van de speelplaats achter het gemeentegebouw, is volledig verhard.
Door het sterk groeiend leerlingenaantal ontstond de nood aan uitbreiding. De opdracht omvat de realisatie van een nieuwbouw aan de straatzijde, op de plaats van het oud gemeentegebouw. De nieuwbouw omvat acht klaslokalen en een polyvalente zaal, die ook toegankelijk moet zijn voor de buurt.
Deze uitbreiding krijgt een ingetogen architecturale vormgeving en geeft de schoolsite een nieuwe identiteit met respect voor het bestaande schoolgebouw. De gelijkvloers wordt zoveel mogelijk met glas opengewerkt om de school een uitnodigend en transparant karakter te geven en de speelplaats meer met de straat te verbinden. De façade van de bovenbouw heeft in tegenstelling tot de gelijkvloers een meer massief karakter. De gevelopbouw bestaat uit een stapeling van betonpanelen en is visueel een knipoog naar de tabel van Mendeljev.
Op de verdiepingen zijn de klassen telkens georganiseerd rondom een vierkante centrale ruimte. Deze ruimte zorgt niet alleen voor circulatie maar functioneert ook als een multifunctionele ruimte die een klas-overschrijdende werking aanmoedigt.
De klassen zijn voorzien van opendraaiende wanden, die uitgeven op deze centrale ruimte. Deze bevordert de samenwerking tussen verschillende klasgroepen, biedt ruimte om individueel of in kleine groepjes samen te werken of voor allerhande projectwerk. Hierdoor ontstaat een educatief platform dat plaats biedt aan verschillende onderwijsvormen.
Tussen de uitbreiding en het bestaande schoolgebouw bleef de binnenstraat behouden als ontsluiting van de gehele scholencampus. Deze geeft uit op de speelplaats, die opgewaardeerd en onthard werd.
Op de speelplaats wordt er een luifel gecreëerd die met haar organische vorm een speels antwoord geeft op het fysiek beschermen van de kinderen.
Specifics
Opdrachtgever: Gemeente Sint-Jans-Molenbeek
Locatie: Sint-Jans-Molenbeek
Realisatie: 2012 – 2024
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Valerie Lonnoy, Lennart Visser, Ines Verhaegen & Lisa Servaes
Ingenieur Stabiliteit: UTIL
Ingenieur Technieken: Boydens Engineering
Fotografie: Johnny Umans
Schaal: 1250 m²
’t Atelier
't Atelier
Het project bevindt zich net buiten de ring van Mechelen, langs de drukke Battelsesteenweg. Deze steenweg vormt een belangrijke toegangsweg tot de stad en wordt gekenmerkt door een mix van woningen, handelszaken en publieke voorzieningen. Te midden van deze levendige stedelijke context bevindt zich ’t Atelier, een sociale werkplaats te Mechelen waar mensen worden tewerkgesteld die op de reguliere arbeidsmarkt niet gemakkelijk aan een job geraken.
Het bestaat uit een fiets- en houtatelier en is gelegen op een site waar onder andere het OCMW en het Regionaal Open Jeugdcentrum Mechelen zetelen. Aangezien het fietsatelier uit zijn voegen barstte, kocht men een huis aanliggend aan de publieke ingang van de site. De bestaande woning en de achterliggende werkruimte vormen samen een L-vormig perceel dat begrensd wordt door verschillende achtertuinen, het houtatelier en de achterzijde van het ontmoetingscentrum Olivetenhof.
Aangezien de nieuwbouw aan de ingang van het drukbezochte binnengebied ligt, werd gezocht naar een vormgeving die de dialoog aangaat met de publieke doorgang en tegelijkertijd visueel aansluit met de gevels van de naburige woningen in de straat.
De basis van het gebouw is een betonstructuur van kolommen en vloerplaten, gebaseerd op het Dom-Ino huis van Le Corbusier.
Alle technieken zoals elektrische leidingen, vloerwarming en ventilatie werden vanuit een budgetair oogpunt in de betonplaten verwerkt.
De structuur werd ingevuld met een speelse opbouw van glas en houten buitenschrijnwerk, als het ware een toonzaal van de bekwaamheid van ‘t Atelier. Op de gelijkvloers werd de fietswinkel geïnstalleerd met achteraan een fietsherstelwerkplaats. Boven de winkel bevindt zich kantoorruimte en op het tweede niveau zijn er vergaderruimtes voorzien.
Hieruit ontstond de wens van dmvA om voor het nieuwbouwproject interactief samen te werken met de mensen van het houtatelier zelf met als doel om hun bekwaamheid in de verf te zetten bij het optrekken van hun eigen gebouw. Al het schrijnwerk, van de buitenschil tot het interieur, werd uitgewerkt in hout en werd zo ontworpen dat deze uitvoerbaar is door het sociale houtatelier zelf. De flexibiliteit van de betonnen bouwstructuur maakte de invulling door ‘t Atelier mogelijk. Dit resulteerde in een fantastisch proces tussen de architect en de opdrachtgever met de ambitie om een hoogstaand product af te leveren. De fierheid van de uitvoerders van ‘t Atelier was de kers op de taart van het gehele proces.
Het nieuwe gebouw is de eerste stap binnen de ontwikkeling van een sociaal netwerk in een gebied dat vlakbij één van de armste wijken van Vlaanderen ligt. Het is een extra stimulans voor de overheid om verder te investeren in de buurt na alle inspanningen van de vzw. De site ligt dichtbij het keerdok dat in de toekomst met een 300-tal woningen zal worden uitgebreid en heeft dus veel potentieel. Participatie was een van de grootste hoekstenen binnen dit sociaal-geëngageerd project. 20 jaar geleden was dmvA een van de eersten die in ‘t Atelier geloofde en integreerde reeds verschillende schrijnwerkprojecten van ‘t Atelier in hun projecten. Dit zorgde voor een vertrouwensband tussen de architect en de bouwheer, wat al enkele samenwerkingen opleverde zoals het ontwerp en uitvoering van promostands.
Specifics
Opdrachtgever: ‘t Atelier vzw
Locatie: Mechelen
Realisatie: 2015 – 2019
Ontwerpteam: David Driesen, Tom Verschueren, Nandi Degrave
Ingenieur Stabiliteit: UTIL struktuurstudies
Fotografie: Johnny Umans
Schaal: 315 m²
Hof van Busleyden
Hof van Busleyden
Het Hof van Busleyden is een statig stadspaleis uit de 16de eeuw en een van de belangrijkste erfgoedlocaties van Mechelen. Samen met het paleis van Margaretha van Oostenrijk, het Schepenhuis en andere stadspaleizen vormt het een tastbare herinnering aan het Bourgondische verleden van de stad. Mechelen was toen een centrum van macht, religie en humanisme. Vandaag maakt het gebouw deel uit van de culturele driehoek van Mechelen. Sinds 1938 doet het Hof dienst als stadsmuseum. Het gebouw, dat als monument werd beschermd, ligt in een zone met een hoge concentratie aan historische panden ten noorden van de Grote Markt, en weerspiegelt zo het rijke cultuurhistorische weefsel van de stad.
Het Hof van Busleyden kent een rijke geschiedenis die teruggaat tot de 16de eeuw. Toen het werd gebouwd als stadspaleis van Hiëronymus van Busleyden, een invloedrijke humanist, raadsheer en mecenas aan het hof van de Bourgondische Nederlanden. Het gebouw fungeerde destijds als een ontmoetingsplaats voor vooraanstaande denkers en kunstenaars, waaronder Erasmus en Thomas More. Zo speelde het een belangrijke rol in het intellectuele leven van de Renaissance. Doorheen de eeuwen kende het pand diverse functies. Van adellijke residentie tot liefdadigheidsinstelling en uiteindelijk stadsmuseum vanaf 1938. Ondanks aanpassingen en verbouwingen bleef de laatgotische architectuur met haar kenmerkende bak- en zandsteencombinatie grotendeels behouden. Het stadspaleis wikkelt zich rond drie buitenruimtes, oorspronkelijk volledig afgesloten van en voor het publieke leven.
Het Hof heeft enorme schade opgelopen tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1914 werd Mechelen zwaar gebombardeerd door het Duitse leger. Grote delen van het dak en het interieur werden vernield. Het stadsbestuur was vastbesloten om het gebouw in al haar glorie te herstellen, en er een stadsmuseum in onder te brengen. Hoe we het gebouw vandaag kennen is eigenlijk een reconstructie van een geromantiseerd historisch gebouw.
In 1999 werd een architectuurwedstrijd uitgeschreven voor de uitbreiding, modernisering en restauratie van het stadsmuseum. De complexiteit hieromtrent behelsde, behalve het architecturale, ook het juist omspringen met het technische complex gegeven rond de museale technieken, klasse A. Het winnende ontwerp, van Hans Le Compte in samenwerking met dmvA, wist de jury te overtuigen door het bestaande historisch erfgoed niet aan te passen maar op een onzichtbare manier het museum uit te breiden. De uitvoering van het project startte in 2010 en verloopt gefaseerd tot in 2026.
Deze gefaseerde aanpak liet toe om tijdens de eerste fase de focus te leggen op de stedelijke doorwaadbaarheid en de structurele en technische uitbreiding van het museum, waarbij de nieuwe ondergrondse museumzalen werden gerealiseerd. In een tweede fase werd het hoofdgebouw gerenoveerd en geoptimaliseerd voor hedendaags gebruik, met nieuwe functies zoals een bar, boekenwinkel, terrassen en een circulatieblok dat de toegankelijkheid van het museum versterkt. Tijdens de derde fase werd de volledige museale inrichting uitgevoerd. In de laatste fase werd het Schipken, het hoekgebouw en een oude orgelschool, nog gerenoveerd en toegevoegd aan het museum.
Fase I
Fase I omvatte de her aanleg van de drie tuinen, het creëren van een doorgang tussen de Stadstuin en de Erekoer en de toevoeging van een ondergrondse museumzaal. Tijdens deze fase lag de nadruk op de toegankelijkheid en beleving van de gehele site versterkten, met respect voor het historische karakter van het monument.
De drie buitenruimtes van het renaissancepaleis, de Stadstuin, de Erekoer en de Beeldentuin, werden volledig heraangelegd en opnieuw opengesteld voor het publiek. Waar deze plekken vroeger afgesloten waren, vormen ze nu een toegankelijk en levendig geheel binnen de stad. De tuinen vervullen een meervoudige rol: ze functioneren als museumtuin en schakel op de museumas, als platform voor sculpturen en hedendaagse kunstvormen, maar ook als rustpunt in de stad. Ze bieden ruimte voor ontmoeting, reflectie en kleinschalige evenementen, en verbinden zo het museum met het dagelijks leven van de Mechelaar. Het eigentijdse karakter van de tuinen sluit subtiel aan bij het historische kader van de site: geen letterlijke reconstructie van een renaissancetuin, maar een serene, hedendaagse interpretatie die de humanistische geest van Hiëronymus van Busleyden levend houdt.
Door het openstellen van de buitenruimtes en het doortrekken van de gaanderij werd een vloeiende doorgang gecreëerd tussen de drie tuinen. Zo werd de site doorwaadbaar en opgenomen in de publieke ruimte. De opeenvolging van routes, binnenplaatsen en tuinen verankert het museum sterker in het stedelijke weefsel en versterkt de culturele dynamiek van de omgeving.
Het eigentijdse karakter van de tuinen sluit subtiel aan bij het historische kader van de site: geen letterlijke reconstructie van een renaissancetuin, maar een serene, hedendaagse interpretatie die de humanistische geest van Hiëronymus van Busleyden levend houdt.
De oostelijke vleugel bevat de circulatie naar de ondergrondse expositiezalen. Het gebouw afgebroken werd voor de bouw van de ondergrondse zalen, maar is daarna zoals oorspronkelijk heropgebouwd. Binnen werd het circulatiegegeven op een hedendaagse manier ingevuld door dmvA.
De trap fungeert niet enkel als circulatie-element, maar ook als architecturaal statement dat verwijst naar Mechelens traditie van vakmanschap en ambacht. Voormalig Vlaams Bouwmeester Bob Van Reeth, die een affiniteit met Mechelen bezit, adviseerde dmvA tijdens de ontwerpfase ‘dat de trap een dergelijke grandeur moet uitstralen dat een vader deze circulatie waardig acht om langs deze weg zijn dochter te overhandigen bij het huwelijksritueel’. Na de voltooiing van de trap heeft deze architect, geducht om zijn ongezouten meningen, de ingreep gecomplimenteerd.
De nieuwe museumzalen bevinden zich negen meter onder de buitenruimte en het beiaardmuseum. Een architect hoeft namelijk niet altijd zichtbaar in te grijpen, zeker wanneer deze in aanraking komt met een beschermd gebouw. dmvA besloot daarom de zaal onder de stadstuin te plaatsen om zo de omliggende historische context niet te schaden. Een technisch staaltje van ondergronds bouwen voorziet in een kleine en grote tentoonstellingszaal waarvoor een certificaat museumklasse conditionering A is uitgereikt – uniek in België. De grootste tentoonstellingszaal (30 m vrije overspanning, 6,5 m hoog) kan daarom internationale topstukken ontvangen
De complexiteit van de museale technieken verdwijnen in de architecturale uitwerking binnen de gebouwen door een doos-in-doos-principe. Zo doen ze geen afbreuk aan de kwaliteit en esthetiek van de plek.
Fase II
Fase twee behelst de renovatie van de hoofdgebouwen tot museum met bar, boekenwinkel en terrassen en een circulatieblok in nieuwe balegemsesteen ter vervanging van de 19de-eeuwse conciërgewoning.
De voormalige conciërgewoning, die zich tussen de verschillende vleugels van het Hof van Busleyden bevond, verhinderde een logische circulatie en beperkte de doorwaadbaarheid tussen de drie museumgebouwen. Door deze woning af te breken, ontstond de mogelijkheid om een nieuwe verbinding te creëren die de drie historische vleugels.
Het nieuwe circulatiegebouw is zo ontworpen dat het alle vloerniveaus met elkaar verbindt en waarin ook een technische ruimte is ondergebracht. Het gebouw is opgevat als een rustig, abstract volume in Balegemse natuursteen hetzelfde materiaal als de negblokken en speklagen in het aangrenzende historische gebouw. Ondanks zijn gesloten karakter krijgt het interieur een open en lichte sfeer dankzij het dak, opgebouwd uit een raster van betonnen balken met glazen invulling. Het invallende zenitale licht versterkt het gevoel van verticaliteit en trekt bezoekers als het ware naar boven.
Binnenin bestaat het circulatiegebouw uit betonnen wanden, gecombineerd met een glazen wand aan de zijde van het aanpalende historische gebouw. Het ruwe, bestraalde beton contrasteert met het delicate glas. Omdat het volume volledig uitkraagt, waren er geen kolommen nodig om het te ondersteunen.
Het circulatiegebouw dringt zich niet op, maar neemt het letterlijk en figuurlijk afstand van het omliggende historische gebouw. Het vormt een ingetogen schakel tussen oud en nieuw. Ook de aangrenzende beeldentuin sluit hierop aan: het ene deel vormt een visuele verlenging van het nieuwe gebouw, terwijl het andere deel als groene ruimte het historische paleis omarmt en versterkt.
Fase III
Fase 3 gebeurde in nauwe samewerking met de dienst musea van de stad Mechelen en de aannemer. Het werd gerealiseerd met bijzondere hedendaagse opvatting rond het gegeven van humanisme.
Binnen de historische context van het stadspaleis, dat ooit diende als ontmoetingsplaats voor humanisten zoals Erasmus en Thomas More, kreeg de scenografie van de vaste tentoonstelling haar vorm. Vertrekkend vanuit de bestaande architectuur werd elke kamer benaderd als een ruimte met een eigen verhaal en karakter. De inrichting staat volledig in dienst van de tentoongestelde objecten, terwijl waar mogelijk interactie met de bezoeker wordt aangemoedigd. De rode draad doorheen het museum wordt gevormd door kamers die het “nu” verbeelden en afwisselen met de collectiekamers.
Het museumparcours mondt uit in de zolderruimte, waar het topstukken van het erfgoed, de “Hofkes”, wordt tentoongesteld. Hiervoor werden speciaal ontworpen vitrines ontwikkeld die alle trillingen en omgevingsinvloeden uitschakelen om dit fragiele erfgoed optimaal te bewaren.
Naast de vaste scenografie in het paleis bevindt zich in de nieuwe ondergrondse museumzaal ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen, waardoor het Hof van Busleyden flexibel kan inspelen op actuele thema’s en nieuwe samenwerkingen. Zo wordt het museum een plek waar verleden, heden en toekomst elkaar ontmoeten.
Zolderruimte waar de “Hofkes” hangen
Fase IV
De laatste fase van het Hof van Busleyden richt zich op de renovatie van Het Schipken, de voormalige beiaardschool ten zuiden van de site, en de integratie ervan binnen het museumcomplex. De oude woning en latere toevoegingen maakten het gebouw tot een samengestelde structuur. Met historische elementen die teruggaan tot voor 1745. Door de diverse bouwfasen en latere aanpassingen ontstond een mix van originele indelingen, kelderruimtes en opkamers, die het mogelijk maakt de functies op een slimme en respectvolle manier te koppelen aan het museum.
Bij de renovatie werd historisch respectvol omgegaan met de bestaande bouwlagen en stijlkenmerken. De rococo-elementen van de hoekwoning werden in een hedendaagse interpretatie behouden en versterkt.
Een belangrijke doelstelling van deze fase was de koppeling met het Hof van Busleyden. Reeds in fase 1 werd een interne verbinding voorbereid via de nieuwe traphal, waardoor Het Schipken op een logische manier in het museumparcours kan worden geïntegreerd. Interieurelementen die in Het Schipken worden toegepast, zoals kubistische banken, tafels en zitmeubels, komen ook terug in de inrichting van fase 2. Dit zorgt voor een consistente sfeer doorheen het hele museum.
Het Schipken wordt functioneel opgewaardeerd als ontmoetings- en participatieruimte, met digitale voorzieningen en beeldschermen die interactie en wereldwijde communicatie mogelijk maken, zonder dat de fysieke ruimte groot hoeft te zijn. Ook een kleinschalige barista-koffiehoek wordt voorzien, afgestemd op de openingstijden van het museum en gekoppeld aan een informatiepunt over de geschiedenis van het gebouw, Hiëronymus van Busleyden, het humanisme en de Beiaardschool.
Door deze aanpak ontstaat een multifunctionele, hedendaagse ruimte die het erfgoed van Het Schipken beleefbaar maakt en tegelijkertijd een gezellige, uitnodigende ontmoetingsplek biedt voor zowel museumbezoekers als Mechelaars.
Specifics
Opdrachtgever: Stad Mechelen
Locatie: Mechelen
Realisatie: 1999 – 2026
Ontwerpteam: dmvA i.s.m. hlc.r architecten: David Driesen, Tom Verschueren, Hans Le Compte, Valerie Lonnoy, Jolien De Baets, Gert-Jan Schulte, Lukas Versteele, Ruben Van den hove, Evelien Deprins, Jan De Vocht
Ingenieur Stabiliteit: Studiebureel BAS bvba
Ingenieur Technieken: Studiebureau IRS- Deprez bvba
Landschapontwerper: Ars Horti
Fotografie: Bart Gosselin (phase 1), Frederik Vercruysse (underground museum hall), Sergio Pirrone (phase 2), Sophie Nuytten
Schaal: Fase 1: 1450 m²(uitbreiding), Fase 2: 3000 m²
House TP
House TP
Het project TP bevindt zich in de volkse buurt van Mechelen, in het stadscentrum. Mechelen was vroeger een belangrijk religieus centrum, waardoor er vandaag nog steeds acht kerken binnen de stad aanwezig zijn. Het huisje ligt pal naast één van die kerken, een imposant gebouw dat door zijn schaal en massiviteit het pand letterlijk in de schaduw duwt. In combinatie met de ongunstige oriëntatie van het perceel maakte dit de opgave complex. Bij het ontwerp kon de kerk uiteraard niet verwijderd worden, waardoor dmvA ervoor koos om ze niet als hinderlijk element te beschouwen, maar juist als een stedelijk decor en aanvulling van het gebouw.
Een alleenstaande vrouw met groene vingers kocht daar het huisje naast de kerk en vroeg dmvA om het te verbouwen. De klant had de wens om aan urban farming te doen, wat niet evident is in het centrum van een stad. Het perceel was bovendien helemaal volgebouwd en de achterzijde is noord gericht, waardoor die zich vaak in de schaduw van het hoofdhuis bevindt. dmvA creëerde niet alleen een huis dat aan haar wensen voldeed, maar zorgde ook voor een heropleving van de straat.
Een groene plek achter het huis was dus wegens lichtgebrek niet vanzelfsprekend. dmvA besloot daarom de achterbouw weg te halen, behalve een stalen ligger. De balk inspireerde hen om enkele liggers toe te voegen en daarop de serre te plaatsen. Door de serre letterlijk te laten zweven, creëerde dmvA een oplossing voor het lichtgebrek en zorgde op die manier dat de patio luchtig blijft. Als bijgevolg van het opentrekken van de kavel, ontstond er een mooi uitzicht vanuit de serre en de eerste verdieping, met de kerk als stedelijk decor.
Waar vroeger de garagepoort en de toegangspoort waren, maakte dmvA alles open tot aan de patio. Het is een overdekte buitenruimte onder het huis geworden, waar de auto kan geparkeerd worden. De ruimte is afgesloten door een poort met stalen lamellen geplaatst onder een hoek van 45 graden. Zo’n poort schenkt genoeg privacy, maar geeft toch een open, lichte indruk. Vroeger was het donker hoekje bij de poort een probleemplek in de straat, maar door de ingreep van dmvA is het een frisse hoek geworden die de straat doet heropleven.
Urban Farming in de stad
Aangezien er door de oriëntatie minder licht binnenkomt op de gelijkvloers van het pand, plaatste dmvA de slaapkamer beneden en de woonkamer boven. Naast de patio bevindt zich een kleine leefruimte die later ook als slaapkamer kan gebruikt worden. Door het weghalen van alle binnenmuren en het creëren van open ruimtes, lijkt de woning ondanks haar kleine woonoppervlakte (80m2) groter dan ze is. Zo werd de trap telkens aan de zijkant van het pand gezet, opdat de ruimtes niet doorbroken worden. Op de tweede verdieping was er recentelijk een stukje aangebouwd. dmvA haalde dat hoekje er weer af, bracht het pand terug naar zijn oorspronkelijke vorm en bouwde daar een dakterras. De gevels van het huis zijn wit gekaleid, waardoor de littekens er blijven doorkomen en zo de geschiedenis niet helemaal wordt verdoezeld.
Witgekaleide voorgevel met rechts de kerk
Het interieur en exterieur van de woning werden bovendien grotendeels gerealiseerd met de hulp van de bouwheer zelf, wat het project een uitgesproken DIY-karakter geeft. Om die reden koos dmvA voor materialen die makkelijk te hanteren zijn, zoals OSB-platen. Deze platen zijn eenvoudig te verzagen en te bevestigen, waardoor ze ideaal waren voor zelfbouw. Ook de gevel werd door de bouwheer eigenhandig bepleisterd, en de serre aan de achterzijde werd mee opgebouwd via een zelfbouwpakket. Deze actieve betrokkenheid van de bouwheer versterkt niet alleen het persoonlijke karakter van de woning, maar maakt het project ook extra authentiek en eigen.
Specifics
Opdrachtgever: TP
Locatie: Mechelen
Realisatie: 2013 – 2017
Ontwerpteam: David Driesen, Tom Verschueren
Fotografie: Bart Gosselin
Schaal: 80 m²
In de stad
Appartementen In de stad
In Mechelen, binnen het stadscentrum, ontwierp dmvA een nieuwbouw met zes appartementen. Het project is een antwoord op de stedenbouwkundige context van de Sint-Katelijnestraat die gekarakteriseerd wordt door huizen uit de 19de eeuw, smalle kavels en de kleinschalige structuur van de stad. ‘In de stad’ is een duurzaam, tijdloos en kleinschalig inbreidingsproject dat zich subtiel nestelt in het historische stadsweefsel met de geschiedenis als leidraad voor het concept.
Een van de uitdagingen was de ligging langsheen één van de belangrijkste invalswegen naar het historisch centrum, de Sint-Katelijnestraat. Decennialang beten ontwikkelaars hun tanden stuk op het onbebouwde terrein in de straat. De historische omgeving, een oude zwevende stempelconstructie, het grillige perceel en de ligging langsheen een overwelfde vliet waren vaak breekpunten om een haalbare ontwikkeling te realiseren.
Het project biedt een hedendaags doch integer antwoord op de vraag om zoveel mogelijk woonentiteiten te bouwen op een klein braakliggend terrein.
De vliet die de achterkant van het grillige perceel begrenst heeft de footprint van het project bepaald. Het nieuwe volume neemt namelijk de vorm aan van de diepe bebouwing die ooit langs de vliet lag en zo is het historische weefsel hersteld.
Het gebouw is een ingetogen interpretatie van de twee historische huizen met trapgevels aan de overkant van de straat en is ingedeeld in zes verschillende woonunits wat de individualiteit van het wonen mogelijk maakt.
Voorgevel nieuwe toestand
Vanuit de straat werd een duidelijke zichtas gecreëerd richting de buitenruimte achteraan. De fietsenstalling langsheen de semipublieke buitenruimte wordt opgevat als een ‘gaanderij’ om het sociaal contact tussen de bewoners te stimuleren. Ze kan ook flexibel ingezet worden als overdekte buitenruimte voor spelende kinderen. Een doorgang verbindt de straat met de semipublieke buitenruimte.
Wat dit een duurzaam project maakt is dat de nieuwbouw zo compact mogelijk werd ontworpen en er werd ingezet op tijdloze architectuur waarbij het welzijn van de bewoners voorop werd gezet. De 6 BEN-appartementen zijn zo ontworpen dat het aangenaam wonen is in het midden van de stad door middel van het behoud van privacy, kwalitatieve buitenruimtes, dubbelhoge (buiten)ruimtes en weidse uitzichten.
Verder nog, het gebruik van een wit dak. In tegenstelling tot klassieke zwarte daken, reflecteert het witte dak het zonlicht in plaats van het te absorberen. Dit beperkt de opwarming van het gebouw, wat zeker in een stedelijke context zoals Mechelen waar het urban heat island effect steeds voelbaarder wordt bijdraagt aan het thermisch comfort van de bewoners en de energie-efficiëntie van het gebouw.
Schema van het verschil tussen donkere en lichte dakbedekking
Specifics
Opdrachtgever: Verelst Projectontwikkeling NV
Locatie: Mechelen
Realisatie: 2013 – 2021
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Rob Naulaers, Gert-Jan Schulte, Jente Bergmans
Fotografie: Sergio Pirrone
Schaal: 6 appartementen
School Balder
School Balder
Een verticale school
School Balder is gelegen in Sint-Gillis, Brussel, vlakbij het Zuidstation. Het project betreft een Nederlandstalige lagere school en een kinderdagverblijf in een dichtbebouwde stedelijke context waar hoofdzakelijk Frans wordt gesproken. De dichtbevolkte wijk wordt gekenmerkt door een grote culturele diversiteit maar ook door armoede en beperkte open ruimte. Het stratenpatroon bestaat uit compacte bouwblokken.
Het perceel ligt in een bouwblok dat voordien voornamelijk bestond uit 19de-eeuwse woningen zonder historische waarde. Deze zijn grotendeels afgebroken. Het bouwblok werd aan de Fonsnylaan ingevuld met kantoorgebouwen waardoor het zijn residentiële identiteit verloor.
Binnen dit bouwblok verwierf het GO! een relatief kleine kavel waarop een uitgebreid programma moest worden gerealiseerd. De uitdaging bestond erin om drie verschillende entiteiten te huisvesten: een basisschool, een kleuterschool en een plek voor de buurt. Het was ook van groot belang om zoveel mogelijk buitenruimte voor de kinderen te creëren. De school had al een vestiging in de Engelandstraat, waar uiteindelijk enkel de 2de en 3de graad bleef, terwijl de overige 12 klassen naar het nieuwe gebouw verhuisden.
Om het uitgebreide programma op het beperkte perceel te organiseren werden de functies logisch op elkaar gestapeld. Hierdoor kon er ook maximaal ingezet worden op het creëren van buitenruimte. Zowel op het gelijkvloers als op het dak werd een speelplaats voorzien.
De gelijkvloers werkt als transitruimte waar 4 circulatiestromen worden gesplitst. Vanuit dit knooppunt vertrekken de verschillende programmaonderdelen: Het kinderdagverblijf op niveau –1, de polyvalente ruimte op niveau +1 en de klassen op niveau +2, +3.
Het vakwerk draagt de vloerplaten van verdieping +2 en +3. Hierdoor is het eerste verdiep in functie van optimaal gebruik kolomvrij. Het vervult niet alleen een structurele functie, maar wordt ook ingezet als een beeldbepalend architecturaal element.
De interactie van het gebouw met de stad was een belangrijke doelstelling van het ontwerp. De school verankert zich in de stad, de buurt en het bouwblok. De gevel, de vorm van het dak en de interne structuur van het gebouw zorgen voor een evenwicht tussen geborgenheid en openheid. Het resultaat is een gebouw dat robuust oogt, zonder dat het een gesloten bunker wordt. De vide op het gelijkvloers maakt verbinding met het stedelijk weefsel. Het zadeldak en de erker grijpen terug naar de typische 19e -eeuwse woningen die ook terug te vinden zijn in de wijk. De polyvalente zaal, die ook door de buurt wordt gebruikt, wordt als kloppend hart uitgespeeld en zal overdag en in de avond leven in de straat brengen. Deze zaal is dan ook herkenbaar in de voor- en achtergevel door de uitspringende erker.
De polyvalentezaal kan opgesplitst worden naar een refter en turnzaal tijdens de schooluren en in de avond gebruikt worden als veelzijdige ruimte voor de buurt.
De polyvalente zaal op het eerste verdiep met open karakter dat de connectie met de straat versterkt.
Het patchwork van het metselwerk versterkt de gelaagdheid die het gebouw in zich draagt en is een knipoog naar de leefwereld van kinderen. Aangezien er in het schoolgebouw plaats is voor kinderen van 0 tot 8 jaar, werden er voor de verschillende leefgroepen verschillende sferen gecreëerd, telkens op maat van de gebruiker. Het gebouw weerspiegelt de groeifilosofie van de school waarbij de jongste kinderen zich beneden bevinden en per leeftijdsgroep opklimmen.
De gelaagdheid van het gebouw zorgt automatisch voor de spreiding van de functies en haar organisatie werkt diversiteit in de hand. Identiteit wordt gerealiseerd door een spel van kleur en ruimte. Tussen de klassen fungeert de gang als binnenstraat, die aanzet tot klas overschrijdend werken. Waarbij de brede binnenstraat met zijn zitnissen ruimte biedt voor ontmoeting en samenwerking.
Er werden diverse buitenruimtes gecreëerd die kwaliteit geven aan het geconcentreerde programma: een speelruimte voor het kinderdagverblijf (nu klaslokalen), een speelplaats met karakteristieke luifel en sanitair paviljoen op het gelijkvloers en een insnijding in het zadeldak die een speelplaats als buitenklas vormt op de bovenste verdieping. Het principe van trek en druk van de luifel op het gelijkvloers is om de buitenruimte optimaal te benutten en kolomvrij te houden.
Een drukbevolkte en dichtbebouwde wijk in de stad brengt altijd verschillende functies met zich mee: wonen, werken, spelen en leren bestaan hier dicht bij elkaar. In die context is een Nederlandstalige school zoals Balder een voorbeeld voor sociale duurzaamheid. Ze vervult een belangrijke stedelijke functie en versterkt de diversiteit van de buurt, waar vooral Frans wordt gesproken. De polyvalente zaal is na schooluren open voor de buurt, waardoor de school deel wordt van het sociale leven. Door functies te stapelen, wordt de beschikbare open ruimte efficiënt gebruikt, terwijl er toch plek blijft voor ontmoeting en spel.
Specifics
Opdrachtgever: GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling infrastructuur
Locatie: Sint-Gillis
Realisatie: 2013 – 2020
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Emilie Dorekens, Eva Vanderborcht, Valerie Lannoy
Ingenieur Stabiliteit: UTIL struktuurstudies
Ingenieur Technieken: SB Heedfeld bvba
Fotografie: Sergio Pirrone
Schaal: 2000 m²
Kunstencentrum nOna
Kunstencentrum nOna
Kunstencentrum nOna is een plek waar kunst en verhalen samenkomen. Het centrum geeft ruimte aan kunstenaars die iets willen vertellen, die met hun werk onze verbeelding prikkelen en ons anders naar de wereld laten kijken. In nOna vind je muziek, theater, dans en beeldende kunst die raakt, verrast en aan het denken zet.
Eind jaren ’90 botste die artistieke groei op haar grenzen. De charmante Art-Deco theaterzaal in de Begijnenstraat, waar het allemaal begon, bleek te weinig flexibel voor repetities en nieuwe artistieke vormen. Artiesten hadden nood aan ruimte om te oefenen, te experimenteren en te groeien. In samenwerking met Stad Mechelen besloot nOna daarom de oude, leegstaande drukkerij naast de zaal aan te kopen en om te vormen tot een tijdelijke werkplek. Zo ontstond in 1999 nOva: drie oefenzalen voor artiesten in nood, waar de verbeelding opnieuw alle vrijheid kreeg.
Wat begon als een praktische oplossing groeide uit tot een duurzaam verhaal. In 2016 startte de effectieve renovatie en uitbreiding van nOna, waarmee het kunstencentrum opnieuw ademruimte kreeg. Dit project paste naadloos binnen het stedenbouwkundig beleid van Mechelen om de Begijnenstraat te versterken als cultuur-as tussen de Grote Markt en de Lamot-site.
De site van nOna ligt verscholen in een bouwblok, doorsneden door een middeleeuwse brandsteeg die de oude en nieuwe delen van de site van elkaar scheidt. De historische morfologie van het gebied, het netwerk van stegen en doorgangen, vormde de inspiratie voor het ontwerp. In plaats van gebouwen te ontwerpen, lag de focus op het creëren van ruimtes die de oorspronkelijke stedelijke structuur weerspiegelen. Zo werd het grote bouwblok opnieuw doorwaadbaar gemaakt, waarbij de middeleeuwse stegen werden hersteld. De oude drukkerijsite werd ontpit en omgevormd tot een nieuw kunstencentrum, waarin binnen- en buitenkamers verwijzen naar de vroegere morfologie van het terrein. Op deze manier werd niet alleen ingespeeld op de grillige vorm van de kavel, maar ook een hedendaagse repliek gegeven op het oorspronkelijke samenspel van tuinmuren, koterijen en stegen.
Zo ontstonden er drie patio’s als stedelijke kamers rond de nieuwe theaterzaal en het forum, een multifunctionele ruimte met de allure van een overdekte markthal. De inkompatio vormt de schakel tussen de Begijnenstraat en het binnengebied. Het ent zich op de middeleeuwse brandstraatjes en de voorbouw. De grote patio vormt het verlengde van het forum en de langwerpige patio verzorgt de ontsluiting naar de achterliggende artiestenfoyer. De grens tussen binnen en buiten wordt vervaagd door gevelbrede openingen. De buitenpatio’s werden in samenwerking met kunstenaar Nick Ervinck uitgewerkt naar het concept ‘baksteen in beweging’.
Luchtfoto nOna met de drie belichte patio’s
Aan de straatzijde werd een nieuwe invulbouw gerealiseerd die een gezicht geeft aan nOna en een poort is naar het achterliggende binnengebied. Het gebouw verbindt de nieuwe site met de oude speelzaal en is opvallend gepositioneerd boven een bestaande steeg, waardoor de historische doorgang behouden blijft en onderdeel wordt van het nieuwe ontwerp. Door de glazen gevelarchitectuur gaat het kunstencentrum de interactie aan met de stad. LED lichtkranten geven de programmatie op de gevel weer, animeren het straatbeeld en nodigen zo voorbijgangers uit.
Voorgevel gezien vanuit de Begijnenstraat
De nieuwe zaal is een multifunctionele betonnen doos geworden, waarbij de gevelbekleding in prefabbetonpanelen werd voorzien van de ingelegde letters N O N A, als evidente verwijzing naar de naam van het kunstencentrum, maar ook als reminiscentie naar het drukkerij-verleden van de site.
In functie van de akoestische eisen werd de theaterzaal opgevat volgens het doos-in-doosprincipe. Daarnaast werd gewerkt met een uitschuifbare tribune, zodat de opstelling flexibel kan worden aangepast aan verschillende producties. Bij het ontwerp van de zaal stond ook de relatie tussen publiek en performance centraal: de volledige ruimte is zo ingericht dat de afstand tussen toeschouwers en artiesten zo klein mogelijk is, waardoor een intense en directe beleving van elke voorstelling ontstaat.
De wandafwerking in het interieur van nOna verwijst subtiel naar de lambrisering van een 19e-eeuwse stadswoning. Tegelijkertijd is het plafond uitgevoerd in een betonnen wafelstructuur, die een moderne, robuuste toets toevoegt en de architecturale expressie van het gebouw versterkt.
Gedurende het 20-jarige bouwproces werd er op alle niveaus participatie aangegaan. dmvA fungeerde hierbij als katalysator, wat leidde tot duurzame samenwerkingen en een groter sociaal draagvlak. Door duurzame samenwerkingen aan te gaan met de buren, de stad, aannemers, het uitvoerende personeel, vzws en ambachtscholen. De samenwerking met technische scholen te Mechelen zorgede voor een leerproject rond kaleien. Met vzw Onbetaalbaar werd een project gerealiseerd dat nOna een eigenheid geeft en zich ankert op zijn plek. Verschillende sessies met de buren resulteerden in een aangenaam werfgebeuren en vrijwilligershulp. Vzw Onbetaalbaar realiseerde samen met de architect een tijdopname van aanbesteding tot uitvoering. Hierbij werden alle partners in het licht gezet aan de hand van QR-codes die herinneringen aan het proces vertellen. Tevens maakte fotografe Kaat Pype tijdens de werken beelden die ook werden tentoongesteld. Tussen Onbetaalbaar en dmvA werd ook een sociaal tewerkstellingsproject opgestart dat resulteerde in unieke deurtrekkers.
Foto’s van het proces door Kaat Pype
Openbare gebouwen in België worden verplicht om 1 procent van het bouwbudget te voorzien van kunst. dmvA overstijgt dit door de kunst als het gebouw te bekijken. Nieuwe stedelijke plekken worden in de stad gerealiseerd in de stad en creëren een belevenisruimte tussen straat en toneel. Nick Ervinck, die eerder samenwerkte met dmvA, verhief deze intentie tot een vierde dimensie met zijn werk ANONOV.
Op vlak van duurzaamheid werd bij nOna op verschillende niveaus ingezet. Het kunstencentrum is het eerste gebouw in de Benelux dat werd opgetrokken in ‘groen’ (of circulair) beton, en oude printplaten van de vroegere drukkerij werden hergebruikt als afwerking van de sanitaire wanden. Ook de stedelijke morfologie werd hergebruikt: het ontwerp sluit aan bij het bestaande netwerk van stegen en binnenruimtes. Het project draagt bij aan stedelijke duurzaamheid, door in te zetten op verdichting binnen een bestaand stadsblok, en aan sociale duurzaamheid, door een toegankelijke plek te creëren waar kunstenaars en publiek samenkomen. Daarnaast werd er rekening gehouden met economische duurzaamheid, door een flexibele structuur te ontwerpen die de tand des tijds kan doorstaan, en met materiaalduurzaamheid, bijvoorbeeld door deurknoppen te vervaardigen uit gerecycled aluminium. Zo combineert nOna circulair bouwen met een toekomstgerichte visie op stedelijke en sociale context.
Sanitair waarbij de wanden zijn afgewerkt met de oude printplaten
Specifics
Opdrachtgever: vzw Theater Teater
Locatie: Mechelen
Realisatie: 2002 – 2020
Ontwerpteam: David Driesen, Tom Verschueren, Kobe Van Praet, Valerie Lonnoy, Michael De Roeck, Gert-Jan Schulte, Lukas Versteele
Ingenieur Stabiliteit: UTIL struktuurstudies
Ingenieur Technieken: Technum – Tractebel Engineering nv
Fotografie: Sergio Pirrone
Schaal: 720 m2
GC Elzenhof
GC Elzenhof
Elzenhof is gelegen in Elsene, een Brusselse gemeente net ten zuiden van het stadscentrum. Het gemeenschapscentrum maakt deel uit van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en fungeert als draaischijf voor de Vlaamse gemeenschap in Brussel. Het is een ontmoetingsplaats waar je terechtkan voor workshops, een cafetaria, bijeenkomsten, kleine theatergezelschappen, muziek en meer. Ook Kind & Gezin heeft er een afdeling.
Elzenhof bestaat uit drie historisch waardevolle herenhuizen die grandeur uitstralen. In de loop van de jaren zijn er in de gebouwen verschillende ingrepen gebeurd om de faciliteiten te verbeteren. De opdracht die dmvA via een wedstrijd toegewezen kreeg, kadert binnen dit stapsgewijze verbeteringsproces.
subtiele interventies, grote impact
Het programma van eisen bestond uit de reorganisatie van de inkomzone, de omvorming van de zolder tot multifunctionele oefenzaal of kunstenwerkplaats, een groot dakterras aan de cafetaria en het connecteren van het centrum met de tuin via een brede ondergrondse trap. De donkere kelder is omgevormd tot een lichtrijke multifunctionele plek die bijvoorbeeld als crèche kan dienen maar evengoed als podium & de trap als tribune. De interventies zijn subtiel maar hebben een grote impact op de werking van het gemeenschapscentrum.
Specifics
Opdrachtgever: Vlaamse Gemeenschapscommissie
Locatie: Elsene
Realisatie: 2011 – 2022
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Gert-Jan Schulte, Lukas Versteele, Rob Naulaers, Ine Papen
Ingenieur Stabiliteit: ASB
Ingenieur Technieken: Boydens Engineering
Fotografie: Goedele De Wilde
Schaal: 2800 m²

































































































