Hof van Busleyden
Hof van Busleyden
Het Hof van Busleyden is een statig stadspaleis uit de 16de eeuw en een van de belangrijkste erfgoedlocaties van Mechelen. Samen met het paleis van Margaretha van Oostenrijk, het Schepenhuis en andere stadspaleizen vormt het een tastbare herinnering aan het Bourgondische verleden van de stad. Mechelen was toen een centrum van macht, religie en humanisme. Vandaag maakt het gebouw deel uit van de culturele driehoek van Mechelen. Sinds 1938 doet het Hof dienst als stadsmuseum. Het gebouw, dat als monument werd beschermd, ligt in een zone met een hoge concentratie aan historische panden ten noorden van de Grote Markt, en weerspiegelt zo het rijke cultuurhistorische weefsel van de stad.
Het Hof van Busleyden kent een rijke geschiedenis die teruggaat tot de 16de eeuw. Toen het werd gebouwd als stadspaleis van Hiëronymus van Busleyden, een invloedrijke humanist, raadsheer en mecenas aan het hof van de Bourgondische Nederlanden. Het gebouw fungeerde destijds als een ontmoetingsplaats voor vooraanstaande denkers en kunstenaars, waaronder Erasmus en Thomas More. Zo speelde het een belangrijke rol in het intellectuele leven van de Renaissance. Doorheen de eeuwen kende het pand diverse functies. Van adellijke residentie tot liefdadigheidsinstelling en uiteindelijk stadsmuseum vanaf 1938. Ondanks aanpassingen en verbouwingen bleef de laatgotische architectuur met haar kenmerkende bak- en zandsteencombinatie grotendeels behouden. Het stadspaleis wikkelt zich rond drie buitenruimtes, oorspronkelijk volledig afgesloten van en voor het publieke leven.
Het Hof heeft enorme schade opgelopen tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1914 werd Mechelen zwaar gebombardeerd door het Duitse leger. Grote delen van het dak en het interieur werden vernield. Het stadsbestuur was vastbesloten om het gebouw in al haar glorie te herstellen, en er een stadsmuseum in onder te brengen. Hoe we het gebouw vandaag kennen is eigenlijk een reconstructie van een geromantiseerd historisch gebouw.
In 1999 werd een architectuurwedstrijd uitgeschreven voor de uitbreiding, modernisering en restauratie van het stadsmuseum. De complexiteit hieromtrent behelsde, behalve het architecturale, ook het juist omspringen met het technische complex gegeven rond de museale technieken, klasse A. Het winnende ontwerp, van Hans Le Compte in samenwerking met dmvA, wist de jury te overtuigen door het bestaande historisch erfgoed niet aan te passen maar op een onzichtbare manier het museum uit te breiden. De uitvoering van het project startte in 2010 en verloopt gefaseerd tot in 2026.
Deze gefaseerde aanpak liet toe om tijdens de eerste fase de focus te leggen op de stedelijke doorwaadbaarheid en de structurele en technische uitbreiding van het museum, waarbij de nieuwe ondergrondse museumzalen werden gerealiseerd. In een tweede fase werd het hoofdgebouw gerenoveerd en geoptimaliseerd voor hedendaags gebruik, met nieuwe functies zoals een bar, boekenwinkel, terrassen en een circulatieblok dat de toegankelijkheid van het museum versterkt. Tijdens de derde fase werd de volledige museale inrichting uitgevoerd. In de laatste fase werd het Schipken, het hoekgebouw en een oude orgelschool, nog gerenoveerd en toegevoegd aan het museum.
Fase I
Fase I omvatte de her aanleg van de drie tuinen, het creëren van een doorgang tussen de Stadstuin en de Erekoer en de toevoeging van een ondergrondse museumzaal. Tijdens deze fase lag de nadruk op de toegankelijkheid en beleving van de gehele site versterkten, met respect voor het historische karakter van het monument.
De drie buitenruimtes van het renaissancepaleis, de Stadstuin, de Erekoer en de Beeldentuin, werden volledig heraangelegd en opnieuw opengesteld voor het publiek. Waar deze plekken vroeger afgesloten waren, vormen ze nu een toegankelijk en levendig geheel binnen de stad. De tuinen vervullen een meervoudige rol: ze functioneren als museumtuin en schakel op de museumas, als platform voor sculpturen en hedendaagse kunstvormen, maar ook als rustpunt in de stad. Ze bieden ruimte voor ontmoeting, reflectie en kleinschalige evenementen, en verbinden zo het museum met het dagelijks leven van de Mechelaar. Het eigentijdse karakter van de tuinen sluit subtiel aan bij het historische kader van de site: geen letterlijke reconstructie van een renaissancetuin, maar een serene, hedendaagse interpretatie die de humanistische geest van Hiëronymus van Busleyden levend houdt.
Door het openstellen van de buitenruimtes en het doortrekken van de gaanderij werd een vloeiende doorgang gecreëerd tussen de drie tuinen. Zo werd de site doorwaadbaar en opgenomen in de publieke ruimte. De opeenvolging van routes, binnenplaatsen en tuinen verankert het museum sterker in het stedelijke weefsel en versterkt de culturele dynamiek van de omgeving.
Het eigentijdse karakter van de tuinen sluit subtiel aan bij het historische kader van de site: geen letterlijke reconstructie van een renaissancetuin, maar een serene, hedendaagse interpretatie die de humanistische geest van Hiëronymus van Busleyden levend houdt.
De oostelijke vleugel bevat de circulatie naar de ondergrondse expositiezalen. Het gebouw afgebroken werd voor de bouw van de ondergrondse zalen, maar is daarna zoals oorspronkelijk heropgebouwd. Binnen werd het circulatiegegeven op een hedendaagse manier ingevuld door dmvA.
De trap fungeert niet enkel als circulatie-element, maar ook als architecturaal statement dat verwijst naar Mechelens traditie van vakmanschap en ambacht. Voormalig Vlaams Bouwmeester Bob Van Reeth, die een affiniteit met Mechelen bezit, adviseerde dmvA tijdens de ontwerpfase ‘dat de trap een dergelijke grandeur moet uitstralen dat een vader deze circulatie waardig acht om langs deze weg zijn dochter te overhandigen bij het huwelijksritueel’. Na de voltooiing van de trap heeft deze architect, geducht om zijn ongezouten meningen, de ingreep gecomplimenteerd.
De nieuwe museumzalen bevinden zich negen meter onder de buitenruimte en het beiaardmuseum. Een architect hoeft namelijk niet altijd zichtbaar in te grijpen, zeker wanneer deze in aanraking komt met een beschermd gebouw. dmvA besloot daarom de zaal onder de stadstuin te plaatsen om zo de omliggende historische context niet te schaden. Een technisch staaltje van ondergronds bouwen voorziet in een kleine en grote tentoonstellingszaal waarvoor een certificaat museumklasse conditionering A is uitgereikt – uniek in België. De grootste tentoonstellingszaal (30 m vrije overspanning, 6,5 m hoog) kan daarom internationale topstukken ontvangen
De complexiteit van de museale technieken verdwijnen in de architecturale uitwerking binnen de gebouwen door een doos-in-doos-principe. Zo doen ze geen afbreuk aan de kwaliteit en esthetiek van de plek.
Fase II
Fase twee behelst de renovatie van de hoofdgebouwen tot museum met bar, boekenwinkel en terrassen en een circulatieblok in nieuwe balegemsesteen ter vervanging van de 19de-eeuwse conciërgewoning.
De voormalige conciërgewoning, die zich tussen de verschillende vleugels van het Hof van Busleyden bevond, verhinderde een logische circulatie en beperkte de doorwaadbaarheid tussen de drie museumgebouwen. Door deze woning af te breken, ontstond de mogelijkheid om een nieuwe verbinding te creëren die de drie historische vleugels.
Het nieuwe circulatiegebouw is zo ontworpen dat het alle vloerniveaus met elkaar verbindt en waarin ook een technische ruimte is ondergebracht. Het gebouw is opgevat als een rustig, abstract volume in Balegemse natuursteen hetzelfde materiaal als de negblokken en speklagen in het aangrenzende historische gebouw. Ondanks zijn gesloten karakter krijgt het interieur een open en lichte sfeer dankzij het dak, opgebouwd uit een raster van betonnen balken met glazen invulling. Het invallende zenitale licht versterkt het gevoel van verticaliteit en trekt bezoekers als het ware naar boven.
Binnenin bestaat het circulatiegebouw uit betonnen wanden, gecombineerd met een glazen wand aan de zijde van het aanpalende historische gebouw. Het ruwe, bestraalde beton contrasteert met het delicate glas. Omdat het volume volledig uitkraagt, waren er geen kolommen nodig om het te ondersteunen.
Het circulatiegebouw dringt zich niet op, maar neemt het letterlijk en figuurlijk afstand van het omliggende historische gebouw. Het vormt een ingetogen schakel tussen oud en nieuw. Ook de aangrenzende beeldentuin sluit hierop aan: het ene deel vormt een visuele verlenging van het nieuwe gebouw, terwijl het andere deel als groene ruimte het historische paleis omarmt en versterkt.
Fase III
Fase 3 gebeurde in nauwe samewerking met de dienst musea van de stad Mechelen en de aannemer. Het werd gerealiseerd met bijzondere hedendaagse opvatting rond het gegeven van humanisme.
Binnen de historische context van het stadspaleis, dat ooit diende als ontmoetingsplaats voor humanisten zoals Erasmus en Thomas More, kreeg de scenografie van de vaste tentoonstelling haar vorm. Vertrekkend vanuit de bestaande architectuur werd elke kamer benaderd als een ruimte met een eigen verhaal en karakter. De inrichting staat volledig in dienst van de tentoongestelde objecten, terwijl waar mogelijk interactie met de bezoeker wordt aangemoedigd. De rode draad doorheen het museum wordt gevormd door kamers die het “nu” verbeelden en afwisselen met de collectiekamers.
Het museumparcours mondt uit in de zolderruimte, waar het topstukken van het erfgoed, de “Hofkes”, wordt tentoongesteld. Hiervoor werden speciaal ontworpen vitrines ontwikkeld die alle trillingen en omgevingsinvloeden uitschakelen om dit fragiele erfgoed optimaal te bewaren.
Naast de vaste scenografie in het paleis bevindt zich in de nieuwe ondergrondse museumzaal ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen, waardoor het Hof van Busleyden flexibel kan inspelen op actuele thema’s en nieuwe samenwerkingen. Zo wordt het museum een plek waar verleden, heden en toekomst elkaar ontmoeten.
Zolderruimte waar de “Hofkes” hangen
Fase IV
De laatste fase van het Hof van Busleyden richt zich op de renovatie van Het Schipken, de voormalige beiaardschool ten zuiden van de site, en de integratie ervan binnen het museumcomplex. De oude woning en latere toevoegingen maakten het gebouw tot een samengestelde structuur. Met historische elementen die teruggaan tot voor 1745. Door de diverse bouwfasen en latere aanpassingen ontstond een mix van originele indelingen, kelderruimtes en opkamers, die het mogelijk maakt de functies op een slimme en respectvolle manier te koppelen aan het museum.
Bij de renovatie werd historisch respectvol omgegaan met de bestaande bouwlagen en stijlkenmerken. De rococo-elementen van de hoekwoning werden in een hedendaagse interpretatie behouden en versterkt.
Een belangrijke doelstelling van deze fase was de koppeling met het Hof van Busleyden. Reeds in fase 1 werd een interne verbinding voorbereid via de nieuwe traphal, waardoor Het Schipken op een logische manier in het museumparcours kan worden geïntegreerd. Interieurelementen die in Het Schipken worden toegepast, zoals kubistische banken, tafels en zitmeubels, komen ook terug in de inrichting van fase 2. Dit zorgt voor een consistente sfeer doorheen het hele museum.
Het Schipken wordt functioneel opgewaardeerd als ontmoetings- en participatieruimte, met digitale voorzieningen en beeldschermen die interactie en wereldwijde communicatie mogelijk maken, zonder dat de fysieke ruimte groot hoeft te zijn. Ook een kleinschalige barista-koffiehoek wordt voorzien, afgestemd op de openingstijden van het museum en gekoppeld aan een informatiepunt over de geschiedenis van het gebouw, Hiëronymus van Busleyden, het humanisme en de Beiaardschool.
Door deze aanpak ontstaat een multifunctionele, hedendaagse ruimte die het erfgoed van Het Schipken beleefbaar maakt en tegelijkertijd een gezellige, uitnodigende ontmoetingsplek biedt voor zowel museumbezoekers als Mechelaars.
Specifics
Opdrachtgever: Stad Mechelen
Locatie: Mechelen
Realisatie: 1999 – 2026
Ontwerpteam: dmvA i.s.m. hlc.r architecten: David Driesen, Tom Verschueren, Hans Le Compte, Valerie Lonnoy, Jolien De Baets, Gert-Jan Schulte, Lukas Versteele, Ruben Van den hove, Evelien Deprins, Jan De Vocht
Ingenieur Stabiliteit: Studiebureel BAS bvba
Ingenieur Technieken: Studiebureau IRS- Deprez bvba
Landschapontwerper: Ars Horti
Fotografie: Bart Gosselin (phase 1), Frederik Vercruysse (underground museum hall), Sergio Pirrone (phase 2), Sophie Nuytten
Schaal: Fase 1: 1450 m²(uitbreiding), Fase 2: 3000 m²
Co-housing De Mart
Co-housing De Mart
Het project De Mart bevindt zich in Rijmenam, in een landelijke omgeving. Ten zuiden en westen van de site sluit het aan op de bestaande verkaveling, terwijl het noorden en oosten uitkijken op open velden en groen landschap.
De bestaande situatie omvatte een kleine schoolcampus uit het einde van de 19de eeuw, met een schoolgebouw, een directeurswoning en enkele bijgebouwen. De site had na de stopzetting van de school haar oorspronkelijke functie verloren, waardoor de gebouwen onderbenut bleven en de plek haar sociale betekenis grotendeels had verloren. De vraag rees dan ook om een nieuwe invulling te vinden die zowel de erfgoedwaarde respecteert als een nieuwe dynamiek brengt in het dorp.
De ontwerpwedstrijd vroeg om een toekomstgerichte herbestemming van het voormalige buurtschooltje, met aandacht voor collectief wonen, duurzaamheid en sociale interactie.
Het winnende concept van dmvA transformeert de oude schoolsite tot een co-housingproject met dertien woongelegenheden. Het historische schoolgebouw en de directeurswoning worden gedeeltelijk behouden en verbouwd tot woningen. Aan de schoolvleugel wordt een nieuw L-vormig volume toegevoegd dat extra woningen en een gemeenschappelijke ruimte bevat. De architecturale samenhang wordt versterkt door een consequente dakentektoniek: overal wordt gewerkt met zadeldaken, die verwijzen naar het silhouet van het oorspronkelijke schoolgebouw. Dit zorgt niet enkel voor een harmonieuze beeldtaal, maar ook voor een herkenbaar dorps karakter dat aansluit bij de landelijke context.
De toevoeging van de L-vorm creëert een omsloten woonerf, dat fungeert als het kloppend hart van het collectieve leven. Dit erf verwijst naar de typologie van de vierkantshoeve en wordt ingericht als een ontmoetingsplek met onder meer een barbecuezone, pingpongtafel en wandelpad dat alle woningen verbindt. De gemeenschappelijke ruimte op het gelijkvloers omvat een keuken, wasplaats en sauna; op de verdieping bevinden zich flexibele ruimtes die kunnen dienen als co-workingplek of logeerkamer.
Het omsloten woonerf dat het collectief leven versterkt
Een groot deel van het terrein blijft open en groen, met volkstuintjes, speelzones, een wadi en een biodiverse groenaanleg die de overgang naar het omliggende landschap versterkt
De duurzaamheid van het project uit zich op meerdere niveaus. Enerzijds worden energiezuinige woningen gecombineerd met zonnepanelen die instaan voor de elektriciteitsproductie van zowel de private als gemeenschappelijke delen, inclusief laadpunten voor elektrische wagens en fietsen. Anderzijds wordt ingezet op ecologische waterhuishouding en biodiversiteit. Daarnaast draagt de herbestemming van het bestaande erfgoed bij aan circulair bouwen en behoud van het collectieve geheugen van de plek.
Zo ontstaat een eigentijdse woonomgeving die een evenwicht zoekt tussen het individuele en het gemeenschappelijke, tussen verleden en toekomst, en tussen het dorpse en het landelijke karakter van Rijmenam.
Specifics
Opdrachtgever: EVP
Locatie: Rijmenam
Realisatie: 2017 – u2026
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Ruben Van den Hove, Lennart Visser, Kotryna Urbonaite, Kristof Van Parijs
Ingenieur Stabiliteit: Concreet
Schaal: 1580 m²
Jeugddomein De Hoge Rielen
Jeugddomein De Hoge Rielen

De Hoge Rielen is een verblijfsdomein waar multifunctionele activiteiten en innoverende natuur-educatieve initiatieven voor de jeugd worden georganiseerd. Om het project te kunnen kaderen, moeten we terugkeren naar de jaren ‘60 toen het domein Hoge Rielen is ontstaan als militair landschap tijdens de Koude Oorlog. Het Britse leger creëerde opslagloodsen en kampen doorheen Europa om snel te kunnen reageren bij militaire onrust. Wanneer de loodsen uiteindelijk effectief in Kasterlee opgebouwd waren, was het militaire concept met lokale uitvalbasissen echter achterhaald. Hierdoor heeft het domein slechts acht jaar lang een militair doeleind gehad. Sinds 1976 wordt het gebied als jeugdaccommodatie gebruikt. In die tijd werd er geen waarde toegekend aan het militaire historisch erfgoed en dat zie je aan de manier waarop ze met de loodsen omgingen.
Verschillende loodsen werden ingrijpend verbouwd om te dienen als verblijfsgebouw. In 2004 werd een masterplan opgesteld door Studio Secchi & Viganó dat het domein opdeelt in een natuurlijke, militaire en pedagogische laag waarbij er wél waarde wordt gehecht aan de opslagruimtes als militair erfgoed. De renovatie van de paviljoenen waarvoor dmvA werd aangesteld, kaderen binnen dit masterplan.
Het natuurlijke landschap heeft een ecologische en esthetische waarde en bestaat uit naaldbossen en patches met een hogere biodiversiteit, waaronder heide. Het militaire landschap wordt gekenmerkt door loodsen, ophogingen en waterbassins die volgens de regels van “de juiste afstand” over het terrein verspreid zijn tussen een netwerk van wegen.
De educatieve en recreatieve laag, die tot uiting komt als jeugdcentrum, gebruikt de eerste twee lagen als onderlegger en omvat een intern en een extern gedeelte. Het interne gedeelte bestaat uit nabijheidsgebieden die ten dienste staan van groepsactiviteiten. Een nabijheidsgebied heeft telkens een paviljoen of kampeerterrein als centrum gecombineerd met een open ruimte voor spel en kampvuur.
Het externe gedeelte van de educatieve laag bestaat uit de middenweg en collectieve voorzieningen zoals het onthaal en de hostel Wadi. De middenweg is de kapstok van het domein en doet dienst als verbinding voor het zachte verkeer tussen de omliggende dorpen.
Het masterplan van Studio Secchi & Viganò analyseert op het domein een gradiënt die aan de westzijde getypeerd wordt door constructies met een expressieve architecturale taal die past bij het meer publieke karakter en die richting het oosten overgaat naar een authentiek militair landschap. Hiervan getuigen het onthaalgebouw aan de westelijke toegangspoort (Erik Wieërs, 2002), ontworpen als imposante maxiloods om groepen te ontvangen en Hostel Wadi (Secchi-Viganò, 2013) dat logeerplekken biedt in een cirkelvormige constructie die volledig opgaat in het groen.
In het midden van het domein zijn de gebouwen sinds de jaren ’80 ingrijpend getransformeerd maar zijn qua ontwerp meer low profile dan de volumes aan de westzijde. Het is binnen deze context dat dmvA Theater en Gebouw 39 heeft gerealiseerd, als ingetogen volumes gebaseerd op de bestaande loodsen. Aan de oostzijde is het militaire landschap het meest voelbaar en authentiek. Hier worden de loodsen gezien als een overdekte en beschermde uitrusting waarvan de schillen intact blijven. In deze zone pakte dmvA Gebouw 27 en Gebouw 30 aan op een restauratieve manier. Daarnaast creëerde dmvA met OMGEVING Vuurplaats B, die binnen het concept van een nabijheidsgebied past met plaats voor een kampvuur en groepsactiviteiten.
Specifics
Opdrachtgever: Departement CJM
Locatie: Kasterlee
Realisatie: 2017 – 2022
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Eva Vanderborcht, An-Sofie De Backer
Ingenieur Stabiliteit: Archimedes
Ingenieur Technieken: Archimedes
Fotografie: Stijn Bollaert
Gebouw 39
Gebouw 39
Het bestaande paviljoen werd wegens haar slechte bouwfysische staat afgebroken en er werd een nieuwe verblijfsaccommodatie gecreëerd voor groepen met 20 vaste slaapplaatsen. Er werd getracht het nieuwe gebouw te ontwerpen naar eenzelfde logica waarmee de militaire gebouwen ontworpen zijn, rekening houdende met de hedendaagse technieken en functionele eisen. Het gebouw werd daarom opgevat als een shelter waaronder het paviljoen werd gebouwd. Deze shelter werd gerealiseerd in vezelcement golfplaten in lijn met het materiaalgebruik op het domein. De buitenzijde werd afgewerkt met prefab betonpanelen met het oog op functionaliteit en robuustheid met een belijning en ritmering van raamopeningen die refereert naar de opbouw van de militaire loodsen. Het buitenschrijnwerk werd uitgevoerd in hout.
De vier slaapkamers van het paviljoen worden aan weerszijden van de centrale leefruimte georganiseerd. Door grote raampartijen aan noord- en zuidzijde zoekt de leefruimte maximaal contact met de middenweg en de omgevende natuur. De slaapruimtes worden per twee georganiseerd met telkens vier stapelbedden en integraal toegankelijk sanitair. Aan één van de twee slaapplaatsen wordt telkens een mezzanine boven het sanitair gekoppeld die flexibel gebruik toelaat.
Theater
Het gebouw Theater behelst een grote multifunctionele ruimte die kan gebruikt worden voor een muziekuitvoering, een dansvoorstelling, een receptie, een vergadering… Het is een uniek bakstenen project waarbij de geschiedenis van de Hoge Rielen zichtbaar is aan de hand van verschillende soorten metselwerk. Zo komt de oorspronkelijke militaire fase tot uiting in de stalen frame met invulmetselwerk in een halfsteens verband en is de start van de pedagogische fase in de jaren ’80 zichtbaar door het metselwerk in een wild verband (de bijgebouwde schouw). De uitzuivering en het behoud van die historische leesbaarheid was een belangrijk uitgangspunt bij het ontwerp van de reconversie. In functie van het gevraagde programma zijn er extensies toegevoegd die uitgevoerd zijn in een gelijmd stapelverband en zo een nieuwe tijdslaag creëren. In lijn met de toegevoegde schouw die op de middenweg staat, zijn de extensies sculpturaal opgevat waarbij de loods niet meer als een gesloten doos wordt gezien, maar er contact wordt gezocht met de omgeving en de middenweg. Deze interactie wordt versterkt door het creëren van openingen in de zuidgevel en de schouw. Aan alle kanten van de polyvalente zaal is een gordijnenrail geplaatst die in het midden van de zaal uitmondt in een cirkelvormige rail. Zo kunnen de gebruikers de sfeer en de daglichttoetreding van de zaal zelf bepalen naargelang de functie en de noden, wat de flexibiliteit en de polyvalentie van de zaal bekrachtigd.
Vuurplaats B
Vuurplaats B
De kampvuurplaats werd ontworpen in samenwerking met OMGEVING landschapsarchitecten. De bestaande vuurplaats, die niet meer was dan een geblakerd stuk grond, werd omgevormd tot een vaste kampvuurkring met 180 zitplaatsen. Ze vormt een deels verheven, deels verzonken kring in het open landschap. De toegang waarin de zitranden verdwijnen, is centraal toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Aan de helling is een berging voorzien in roestvast staal waarin een kruiwagen geborgen kan worden voor de aanvoer van het brandhout.
Gebouw 27
Gebouw 27
Gebouw 27 is een goed bewaarde militaire loods die vandaag wordt gebruikt als uitvalsbasis voor het klimbos. De buitenschil werd met een restauratie-attitude gerenoveerd en binnen werd een tribune, bergruimte en sanitair voorzien ter ondersteuning van het avonturenparcours. dmvA ontwierp een klimelement, geplaatst over het talud rondom het gebouw, als tussenschakel tussen de loods waar initiatieles wordt gegeven en de toren die naar het klimbos leidt. De constructie bestaat uit gele staalplaten en is zo reversibel mogelijk gemaakt door ze enkel aan de funderingszolen te verankeren. Aan de zuidgevel van het gebouw werden twee gele schuifpoorten voorzien, corresponderend met het klimelement.
Gebouw 30
Gebouw 30
Deze loods bleef bewaard in zijn oorspronkelijke vorm en wordt getypeerd door een staalframebouw met rood metselwerk en vezelcementen golfplaten. Aangezien deze loods in de oostzijde van het domein ligt, werd voor een restauratieve aanpak gegaan met minimale ingrepen. Het gebouw vormt voor de naastgelegen kampeerplaats een shelter om te spelen, eten, slapen of koken. De buitenschil werd gerenoveerd en voorzien van nieuwe rode nooddeuren in de kopse gevels.
House PVO
House PVO
Net buiten de ring van Mechelen, ten noordoosten van het stadscentrum, ligt een modernistische eengezinswoning uit de jaren ’50, ontworpen door de Belgische architect Lucien Engels (1928–2016).
Het project is gelegen in een aaneengesloten huizenrij. De bouwdiepte van de woning is beperkt en bovendien minder diep dan de twee aangrenzende buren. Hierdoor zorgen de hoge scheimuren ervoor dat de tuin aanvoelt als een besloten tuinkamer.
De woning werkt met splitlevels en heeft een beletagekarakter, wat de ruimtelijke organisatie sterk beïnvloedt. De benedenverdieping was daarbij ingericht als bergruimte, met slechts enkele ramen, waardoor er nauwelijks lichtinval was en het contact met de tuin minimaal bleef. Achteraan was er een smal balkon dat niet bruikbaar was als volwaardige buitenruimte. De uitdaging was een modernistische woning van Lucien Engels aanpassen naar de huidige noden en wensen van de bouwheer.
Snede oorspronkelijke toestand
Lucien Engels
Engels stond bekend om zijn expressieve, plastische vormentaal, het spel van volumes en licht, en zijn aandacht voor de relatie tussen architectuur en omgeving. Daarnaast realiseerde hij talrijke rijwoningen in Vilvoorde, voornamelijk geïnspireerd op tijdgenoten en gekenmerkt door een heldere, transparante architectuur.
Hij liet zich inspireren door figuren als Henry van de Velde en Huib Hoste, pioniers van het modernisme in België, maar ook door de nieuwe materialen en technieken die in de jaren ’50 en ’60 in opkomst waren. Onder zijn tijdgenoten waren architecten als Renaat Braem, Léon Stynen en Willy Van Der Meeren, die net als Engels experimenteerden met beton, glas en staal om een open, functionele en sociale architectuur te ontwikkelen.
Kenmerkend voor Engels was zijn zoektocht naar een synthese tussen kunst en architectuur: hij werkte vaak samen met beeldhouwers en kunstenaars en zag gebouwen niet als losse objecten, maar als onderdelen van een ruimtelijk geheel. Zijn projecten, waaronder scholen, woningen en publieke gebouwen, weerspiegelden een humanistische visie waarin licht, ruimte en harmonie met de omgeving centraal stonden.
House PVO
De bouwheren, zelf grote bewonderaars van het werk van Lucien Engels, hechtten veel belang aan het behoud van zijn vormentaal en visie. dmvA benaderde de renovatie dan ook met grote zorg en gevoel voor erfgoed en wist de karakteristieke elementen op een eigentijdse, maar eerbiedige manier te herstellen en nieuw leven in te blazen.
De opdracht bestond erin meer contact te creëren met de omgeving en de aanwezige splitlevels optimaal te benutten. Door een aantal gerichte ingrepen werd deze vormgeving op een eigenzinnige manier versterkt. De nieuwe zichtlijnen doorheen het interieur werden geopend en de binnenruimtes werden op een natuurlijke manier verbonden met het nieuwe terras en de tuin. Het bestaande betonnen terras maakte plaats voor een nieuwe, uitgesproken terrasconstructie die de relatie tussen woning en tuin versterkt. Omdat het gebouw minder diep is dan de buren en de tuin wordt omringd door hoge scheimuren, kon deze constructie worden gerealiseerd en biedt ze bovendien een extra meerwaarde voor de tuin.
Wat deze woning bijzonder maakt, is het sterke contact met de straat. Dit werd versterkt door functionele plek te creëren aan de straat voor de fietsenberging. Door de vele zichtassen en doorzichten ontstaat er een visuele connectie tussen de straatzijde en de tuin, waardoor de woning voortdurend in dialoog staat met haar context.
Binnenin werden de functies herverdeeld en werd het niveau van de benedenverdieping verlaagd, waardoor deze bruikbaar werd als verblijfsfunctie. Hierdoor kon de bestaande split-levelstructuur optimaal benut worden. In combinatie met de grote raampartijen resulteert dit in een dynamisch spel van licht, zichtlijnen en niveauverschillen.
De nieuwe betonnen portiek draagt het terras en omhelst de modernistische vormentaal van Lucien Engels. Het terras is opgebouwd uit glasbouwstenen, waardoor er zo weinig mogelijk licht wordt weggenomen.
Specifics
Opdrachtgever: P – VO
Locatie: Mechelen
Realisatie: 2016 – 2019
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Rob Naulaers
Ingenieur Stabiliteit: MATHH Engineering
Fotografie: Johnny Umans
Tuinarchitect: Stefan Morael
Herbestemming site Mispelters
Herbestemming site Mispelters
Gelegen in het hart van Mechelen, kent site Mispelters een rijke geschiedenis die teruggaat tot 1588, toen het een kloosterpand van het Bethaniëklooster was. In 1810 werd het een brouwerij genaamd ‘Den Posthoorn’, waarbij de vier aparte gebouwen samengevoegd werden tot één functioneel geheel. Later huisvestte er de kantoorwinkel ‘New Mispelters’ gedurende 70 jaar. Na de sluiting van de kantoorwinkel in 2019 werd de site opgedeeld en verkocht aan 2 opdrachtgeveers die samen de ambitie uitspraken om er gezamenlijk 1 gemengd stedelijke inbreidingsproject van de te maken, bestaande uit een stadswoning, appartementen, commerciële ruimten en het kantoor van dmvA.
De site bevindt zich op de hoek van de Sint-Katelijnestraat en de Oude Beggaardenstraat vlak bij de Sint-Romboutskatredraal en naast het Prinsbischoppelijk paleis. De Sint-Katelijnestraat is één van de belangrijkste toegangswegen tot de stad Mechelen. Kenmerkend voor de Sint-Katelijnestraat is de aanwezigheid van tal historische ‘diephuizen’ en ‘breedhuizen’.
Bij aanvang van het ontwerpproces werd een historisch analyse gemaakt van de site. Historische afbeeldingen en het oude vlietenplan van de stad Mechelen brachten de aanwezigheid van een oude (overwelfde) vliet langsheen de site aan het licht. Deze vliet leidde tot het stedenbouwkundig concept van het project. Weinig waardevolle en nietszeggende achterbouwen werden afgebroken en moesten plaats ruimen voor een gemeenschappelijke binnentuin naast de vliet. De semi-publieke ruimte stimuleert het sociale contact tussen alle bewoners van de site en werkt als een katalysator voor de ganse site.
Op architecturaal niveau werden de 4 verschillende gebouwen, die in het verleden zowel fysiek, uitwendig als functioneel met elkaar verbonden werden, terug in ere hersteld tot 4 autonome unieke entiteiten met elk hun eigen architecturale uitstraling. Het Diephuis werd terug getransformeerd naar een woning. Het Breedhuis werd omgevormd tot een commerciële ruimte met 2 woontiteiten. Het hoekgebouw, genaamd Drijhoek, huisvest het nieuwe kantoor van dmvA terwijl het Pakhuis in zijn industriële glorie werd hersteld en omgevormd werd tot parking en 2 loftwoningen.
Om de toekomstbestendigheid van de site te verzekeren werd achter het historische Diephuis en Breedhuis een langgerekt nieuw bouwvolume in eenvoudige baksteenarchitectuur toegevoegd. Deze uitbreiding herbergt niet alleen de privatieve buitenruimten van de woonenteiten maar ook een nieuwe gemeenschappelijke traphal en lift, die gedeeld wordt met het kantoor van dmvA. Hierdoor kunnen toekomstige functiewijzigingen eenvoudig worden opvangen.
De historische koetsdoorgang van het Breedhuis, typisch voor stedelijke huizen uit de 17e en 18e eeuw, werd in ere hersteld en fungeert nu als gemeenschappelijke entree voor het Diephuis en Breedhuis.
Diephuis en Breedhuis
Het Diephuis – wonen naast een vliet
Het Diephuis is een traditioneel woningtype dat vanaf de late middeleeuwen (14e en 15e eeuw) veelvuldig werd toegepast in Vlaamse en Nederlandse steden. Kenmerkend is de smalle gevel langs de straatzijde en de diepe, langgerekte plattegrond op vaak smalle kavels. Naast een diephuis betreft het ook een klokgevel: een geveltype dat vooral in de 17e en 18e eeuw populair was, waarbij de top van de gevel een gebogen, klokvormige omtrek heeft. Dit Diephuis, gelegen langs de vliet werd uitgebreid met een klein nieuw volume alsook met een zwevend terras op de verdieping.
Het Breedhuis – commerciële ruimte en 2 loften
Het Breedhuis is een woningtype dat vooral vanaf de 16e eeuw opkwam, toen bredere kavels en representatieve gevels meer in trek kwamen. In tegenstelling tot het diephuis heeft het een brede gevel en een relatief ondiepe plattegrond. Karakteristiek voor het Breedhuis zijn de opbouw van vloeren doormiddel van moer- en kinderbalken. De 17de eeuwse dakstructuur met eiken kapspanten werd integraal behouden en gerestaureerd. Het Diephuis en herbergt twee appartementen met een commerciële ruimte op de begane grond.
Drijhoek
Drijhoek – nieuw kantoor dmvA in dialoog met de stad
Het hoekgebouw werd heropgebouwd na de eerste wereldoorlog als een pakhuis bestaande uit betonnen vloeren ondersteund door een betonskelet van kolommen en balken. Het gebouw had oorspronkelijk geen aparte verticale circulatie. Om het gebouw terug autonoom te kunnen laten functioneren werden enkele ingrepen doorgevoerd. De bestaande kruipkelder werd omgebouwd en uitgebreid tot een volwaardige kelder met technische ruimte en sanitair. Een betonnen wand met een rechte steektrap verbindt alle verdiepingen en leidt tot het nieuwe toegevoegde dakterras. Elke verdieping heeft een eigen karakter, waardoor de circulatie aanvoelt als een promenade architecturale waarbij je telkens in een nieuwe sfeer terechtkomt.
De kelder vormt een ingetogen, eerder beschouwende ruimte.
De gelijkvloerse verdieping wordt gezien als de (stad)huiskamer van het gebouw: een lichtrijke, uitnodigende plek die niet allen gebruikt wordt als lunch- en ontspanningsruimte, maar ook flexibel ingezet kan worden als expositieruimte of vergaderruimte. Grote nieuwe boogramen stimuleren stad en architectuur.
Op de eerste verdieping bevindt zich een open atelierruimte.
De tweede verdieping biedt plaats aan twee kantoorruimtes en vergaderzalen rond een patio die licht en groen binnenbrengt.
Het dakterras ten slotte biedt uitzicht op de Sint-Rombouts toren en vormt een aangename plek voor lunchpauzes en ontspanning.
Het Pakhuis
Het Pakhuis – loftwoningen en parking
Het Pakhuis, gelegen aan de Oude Beggaardenstraat, biedt een gemeenschappelijke parkeerruimte voor alle entiteiten en twee lofts. De voormalige industriële ruimtes werden hierbij omgevormd tot loftwoningen.
Vliet
Het openleggen van de vliet kadert binnen de visie van de Stad Mechelen om terug meer water in de stedelijke morfologie te brengen. Tijdens de bouwwerken werd bovendien het oude “Hoornbrugje” teruggevonden, een historisch element dat geïntegreerd wordt in het project en dat verwijst naar de rijke geschiedenis van de plek.
Hergebruik is de hoogste vorm van duurzaamheid. Site Mispelters is dan ook een schoolvoorbeeld hoe duurzaam een binnenstedelijk project kan zijn.
Specifics
Opdrachtgever: dmvA
Locatie: Mechelen
Ontwerpteam: Tom Verschueren, David Driesen, Dries Delagaye, Kobe Garmin en Milan Meeuse
Fotografie: Sergio Pirrone





























































